FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   >>  
: Maar--'t brood is er nog niet. Gevaar is er dus niet dat iemand te veel zal drinken; want niemand zal met een hongerige maag zoo'n wijntje aandurven. Dan gaan ze weer aan 't schreeuwen, zoodat ze er heesch van worden. Eindelijk wordt 't brood op tafel gezet, zoo hard dat een beer 't nauwelijks met zijn tanden zou kunnen vermorselen.--JACOB: Nu is er ten minste gezorgd dat je niet van den honger omkomt.--GILBERT: Heel laat in den avond komt eindelijk Antronius thuis, met 't zeggen (en dat is een onheilspellend voorteeken!) dat hij erge maagpijn heeft.--JACOB: Waarom is dat een slecht voorteeken?--GILBERT: Omdat er dan niets te eten valt: wat toch kun-je verwachten, wanneer de huisheer niet wel is?--JACOB: En had hij dan werkelijk maagpijn?--GILBERT: Zoo erg, dat hij alleen wel drie kapoenen zou hebben verslonden, als iemand ze hem voor niets had gegeven.--JACOB: Vertel me nu eens hoe 't met het maal ging.--GILBERT: Allereerst werd aan den huisheer een schotel met boonenmeel voorgezet: dat is een kost die in gindsche stad gewoonlijk aan 't lage volkje wordt verkocht. Hij beweerde dat hij ze gebruikte als een middeltje tegen allerlei kwalen.--JACOB: Met je hoevelen zat-je aan tafel?--GILBERT: Soms acht of negen; o.a. ook de bekende geleerde Verpius dien je wel kent en dan de oudste zoon des huizes.--JACOB: Wat kregen die te eten?--GILBERT: Hoe? Hebben dan matige menschen niet genoeg aan hetgeen Melchisedek aan Abraham voorzette toen deze vijf koningen verslagen had?--JACOB: Dus: brood alleen? Kwam er dan geen toespijs?--GILBERT: Ja wel _iets_.--JACOB: Wat?--GILBERT: Ik meen, als ik me goed herinner, dat wij negen monden aan tafel waren en voor die negen monden telde ik zeven blaadjes sla die in een schotel met azijn dreven, zonder olie wel te verstaan.--JACOB: En verorberde Antronius alleen zijn boonenpap?--GILBERT: Ja. Want hij had die voor een kleinigheidje gekocht. Hij verbood echter niet dat iemand die in zijn buurt zat eens met hem mee proefde. Maar 't scheen wel wat onbeleefd den armen uitgehongerden man van de voor hem bestemde spijs te berooven.--JACOB: En werden die zeven slablaadjes nog gesneden, zooals in 't verhaaltje van dien vrek die de komijnkorreltjes in stukken sneed?--GILBERT: Neen: maar toen zij die 't eerst aan de beurt waren om zich te bedienen de slablaadjes hadden opgemaakt, doopten de anderen hun brood in den azijn.--JACOB: Wat kwam er nog na de zeven blaadjes?--GILBERT: Wat zou er nog anders komen
PREV.   NEXT  
|<   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   >>  



Top keywords:
GILBERT
 

alleen

 
iemand
 

Antronius

 
maagpijn
 

monden

 

schotel

 
huisheer
 

blaadjes

 

voorteeken


slablaadjes
 

verslagen

 

anderen

 

koningen

 

hadden

 
bedienen
 

opgemaakt

 
toespijs
 
doopten
 

voorzette


anders

 

huizes

 

oudste

 

Verpius

 

kregen

 

hetgeen

 

Melchisedek

 

Abraham

 

genoeg

 

menschen


Hebben
 

matige

 

geleerde

 
kleinigheidje
 

bestemde

 

berooven

 

verstaan

 

verorberde

 
boonenpap
 
gekocht

verbood

 

proefde

 
scheen
 

uitgehongerden

 

echter

 

werden

 

onbeleefd

 

herinner

 

stukken

 

zooals