FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62  
63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   >>   >|  
n de wereld. Dan liet ik mijnen blik in het verledene gaan, en ik berekende de hoeveelheid mijner pijnen en mijner vreugden. En ik bevond, dat de oogenblikken van waar genoegen in vergelijking met de droefheidsstonden--waren als 1 tot 1000! Ik riep spijtig en lasterend tot God: Is het dan alleenlijk om te lijden en te weenen, dat Gij den mensch hebt gevormd? Waarom hebt Gij de gevoellooze stof niet laten slapen, opdat rust en vrede het deel der ongeschapene natuur bleve?... En de Heer strafte mij nogmaals om mijne lastering; want mijn hart werd koud: Geloof ontging mij gansch,--weenen kan ik niet meer, ook niet klagen. En dan kwam eerst de duistere gevoelloosheid mij den galbeker voor de lippen houden; En de dagen mijns levens werden voor altijd nevelig en duister!" * * * * * De grijsaard stond op, en ik zag hem langzaam heengaan. Zijn schedel helde zwaar voorover,--hij wandelde moeilijk en ging gebogen onder het gewicht zijner droeve heugenis. Zijne schrikkelijke voorzegging beneep mijn hart met somber aandenken. Reeds zag ik in de toekomst de nare spoken van rampspoed en ongeluk mij te gemoet treden. Doch ik had nog betrouwen in God. Mijn oog ging smeekend ten hemel. En een straal van troost en genade dreef de ontijdige overdenking weg. Ik wendde mijne stappen naar den tempel des Heeren; want verkwikking vroeg mijne ziel. Mijne voeten liepen dwalend over het wentelende kerkhofpad. En ik bevond mij op de half doorsletene knielbank van het beenderhuisje. Daar ontving ik den grimmenden lach der dooden, en mijn blik viel met angstige vervaardheid in de diepe oogen der slapende schedels. Ik beefde en eene huiverige koude liep mij over het lichaam,--want eene magere en beenige hand raakte de mijne. En de grijsaard stond weder nevens mij. * * * * * "Kind!" sprak hij, terwijl hij met zijnen vinger eenen witten schedel raakte, "ziet gij daar dit hoofd?--Dit was mijn vader!..." En een vloed hartbrekende tranen en bittere zuchten verstikten zijne stem. En de schedel scheen spottend om zijne droefheid te lachen. Dan de richting zijns vingers veranderende, raakte hij eenen kleineren schedel en sprak: "Ziet gij daar?--Dit was mijn eerstgeborene!... Jong als gij was hij,--en hij stierf toch. Dit is het hoofd mijner bekoorlijke vrouw.--Dit mijn vriend!... Tusschen deze dorre schedels rust mijne hoop, mi
PREV.   NEXT  
|<   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62  
63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   >>   >|  



Top keywords:
schedel
 

mijner

 

raakte

 

schedels

 

weenen

 
grijsaard
 
bevond
 

dooden

 

ontijdige

 

overdenking


ontving

 
grimmenden
 

troost

 

vervaardheid

 

angstige

 

straal

 

genade

 

kerkhofpad

 

doorsletene

 

wentelende


slapende
 

voeten

 

dwalend

 
verkwikking
 
beenderhuisje
 
liepen
 
stappen
 

knielbank

 

tempel

 

Heeren


wendde

 
zijnen
 

vingers

 

veranderende

 

kleineren

 
richting
 

lachen

 

scheen

 

spottend

 
droefheid

eerstgeborene

 

vriend

 

Tusschen

 
bekoorlijke
 

stierf

 

verstikten

 

zuchten

 

nevens

 

beenige

 
magere