FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61  
62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   >>   >|  
En blijde trad ik als een nieuweling in de groote wereld. Mijne gulle hand drukte de hand van allen: ik dacht dat de liefde met de zielen der menschen geschapen was. Dit geloofde ik, want rijkdom was mijn aandeel. Eens kwam de armoede mij met hare magere armen omhelzen,--en ik riep mijne vrienden met vertrouwen te hulp. Dan zag ik dat er weinig liefde in 's menschen hart is. Want zij verlieten mij allen en lachten spottend om mijne wanhoop. Ik zag hen ieder een deel mijner have wegdragen. Een eenige bleef bij mij. In ongeluk en rouw droogde hij het zilte water op mijne wangen. En hij dronk met mij uit den galbeker des rampspoeds. Ho!--op mijn hart en in mijn hart was zijn verblijf,--mijn boezem klopte zoo dankbaar tegen den zijnen!... Maar de dood, de nijdige dood wierp hem eenen schicht in de borst; En het gapend graf ontving zijn lichaam,--en de koude aarde bedekte den eenigen mensch, dien ik beminde op aarde.... En het was voor eeuwig! Dan zocht ik het geluk in de min. Rustig en arm leefde ik van het werk mijner handen,--en het arbeidszweet vloeide menigmaal brandend op mijn aanschijn. Ik kreeg eene teedere vrouw en liefderijke kinderen. En ik voelde in mijn hart het genoegen en de vreugde herleven. Aan God dacht ik niet! Maar dan ging er eene plaag, een schrikkelijke geesel door de wereld.--De zeise des doods liep over de aarde; En al de hoofden, op welke ik mijne rust en vrede gebouwd had, werden geslagen. Mijne vrouw, mijne zonen, mijne dochters kwamen beurtelings op mijnen boezem den geest geven. Ik heb hen allen daar op mijne knieen zien liggen en sterven in onuitsprekelijke lichaams en zielsfolteringen. Toen de oogen mijns eerstgeborenen verdwaalden, en zijne ziel reeds tweemaal op zijne lippen was geweest, Dan bad ik den Heer om genade; Doch nu hoorde Hij mijne smeeking niet;--want eene afgrijselijke stuiptrekking wrong de leden mijns zoons te zamen, en dreef den geest, die hem bezielde, uit het zwakke lichaam. Wanhopig lag ik tusschen hunne koude lijken. Ik riep hen in mijne zinneloosheid. De dooden hooren niet!... Dan toog ik de besmette lucht, die hen omringde, met den adem in mijne longen. Hoe zoet ware mij de eeuwige slaap geweest! Doch ik kon niet sterven: de kelk was nog niet tot den bodem geledigd.... En al wat ik beminde, zonk met hen ten grave. Een onbeklimbare grenszuil ging tusschen den vader en zijn kroost op. En ik bleef alleen i
PREV.   NEXT  
|<   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61  
62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   >>   >|  



Top keywords:
wereld
 

liefde

 

beminde

 
lichaam
 

geweest

 

tusschen

 
sterven
 

mijner

 

menschen

 
boezem

eerstgeborenen

 

verdwaalden

 

mijnen

 
gebouwd
 
werden
 

hoofden

 

geslagen

 

knieen

 
liggen
 

onuitsprekelijke


lichaams

 

kwamen

 

dochters

 

beurtelings

 

tweemaal

 

zielsfolteringen

 

eeuwige

 

omringde

 

longen

 

grenszuil


kroost

 

alleen

 
onbeklimbare
 

geledigd

 

besmette

 
afgrijselijke
 

smeeking

 

stuiptrekking

 

hoorde

 

genade


geesel

 

zinneloosheid

 
lijken
 

dooden

 

hooren

 
bezielde
 

zwakke

 
Wanhopig
 
lippen
 
spottend