pende_.--Hoera! Hoera! De school
is uit!--Wie speelt er mee broekstavast?--Wie doet er mee in d'O? Wie
heeft er marbollen? Wie doet er mee Gorie, Gorie?[42]
DE MEESTER, _zijne deur toesluitende en het hoofd
schuddende_.--_Aures habent et non audient_! Alweer twee leerlingen
kwijt! Preek dan al voor dit gespuis!
VOETNOTEN:
29: _Lawijd_. Gerucht.
30: _Pennekepik_. Ieder brengt eene of meer pennen in het
spel; men steekt of pikt er beurteling naar met een pennemes. Wie
eene pen aanpikt, wint ze.
31: _Aarzak_. Bedrieger, krakeelzoeker.
32: Goedkeuring of goede noot.
33: Schrijfboek.
34: _Okentrek_. Men schrijft een getal okens kegelwijs
nevens elkander. De speler moet, op aanwijzing van zijnen makker, al
de O's met linien verbinden, zonder ooit eene neergeschrevene linie
te mogen raken.
35: Straten in het gemeene kwartier te Antwerpen.
36: Des middags niet mogen naar huis gaan. _Bakken_, voor
straffe later dan de anderen op de school moeten blijven.
37: Men klooft eenen krieksteen in tweeen. Met deze
schoteltjes werpt men als met teerlingen. Vallen beide met de bolle
zijde naar boven, dan heeft men _klontjen-trek_, en men trekt een
getal krieksteenen uit den inzet. Vallen ze integendeel met de holle
zijde naar boven, dan heeft men _witbier-zet_, en men is verplicht
een getal krieksteenen in te zetten.
38: Een oud schoolboek.
39: _Frank_, Vrijpostig, stoutmoedig, onbeschaamd.
40: Een Meikever of Molenaar.
41: Plagen, tergen.
42: Verschillende kinderspelen.
DE KWADE HAND
VERHAAL
Inderdaad, gebuur, het is waar: er gebeuren niet zelden dingen, die
het menschelijk verstand te boven gaan,--voorvallen, die alle
wetenschappelijke kennis beloochenen, en ons tegen onzen wil doen
droomen van onzichtbare geesten en van eene geheime en onbekende
macht. Zoo wil ik u iets verhalen, waarvan ik ooggetuige was, en dat
op mijne verbeelding eenen onvergankelijken indruk gelaten heeft.
In het jaar 1834 woonde te Borgerhout[43] eene weeze van omtrent
achttien jaar, Theresia genaamd. Zij was zoet en stil van aard, won
het dagelijksch brood met kleermaken en woonde alleen op eene
gehuurde kamer. Haar fijn gelaat droeg al de kenmerken van gezondheid
en van levensvreugd; haar eerbaar gedrag en blijde inborst deden haar
van iedereen beminnen; en daar zij zeer arbeidzaam was en dus eenen
schoonen stuiver won, achtte zij zich met recht onder de gelukkigsten
der aard
|