FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71  
72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   >>   >|  
n woorden, die hij weinig gebruikte, spraken zijne oogen de diepste dankbaarheid en de innigste liefde. "Geeraart," riep Lina, "wat hebt gij? Uwe hand is koud als lood! God! er is bloed aan uwen hals...." "Het is niets, Lina; in de duisternis heb ik mij onvoorzichtiglijk bezeerd. Hoe gelukkig zou ik zijn, indien ik slechts aan het lichaam mocht lijden." Dit laatste gezegde was vergezeld van een diepen zucht, waarvan de holle toon Lina met angst en benauwdheid vervulde. De strakheid van Geeraarts scherpe blikken deed haar voor een vervaarlijk nieuws vreezen. Met liefderijken kommer reinigde zij zijn hoofd van het weinige bloed, dat uit eene geringe wonde gestort was, en vatte ondertusschen de hand van haren minnaar, deze drukkende als om hem moed in te boezemen en hem hare innige liefde tot troost te doen gevoelen. Geeraart bezag het meisje met beweeglooze oogen; men zou gezegd hebben, dat hij zijne ziel in haar wilde overzenden; want hij staarde met zulke kracht op haar, dat zij hem losliet en, op eenen stoel nederzinkende, hem toeriep: "O, Geeraart, bezie mij toch zoo niet! Het leven ontgaat mij onder uw gezicht...." De jongeling boog het hoofd en blikte ten gronde, doch haar weldra opnieuw beziende, nam zijne stem eenen toon aan, die eenen doodelijken angst verried en het hart van Lina wreedelijk verscheurde. Terwijl het meisje hem schier gevoelloos aanhoorde en hij op eenen stoel voor haar nederzat, sprak hij: "Vriendinne, luister, bid ik u, want ik zal lang spreken: mijne stem hoort gij voor de laatste maal." Zonder op de bleekheid der bevende Lina acht te geven, ging hij voort: "Nog kinderen zijnde, hebben wij samen gespeeld; iets, dat wij niet begrepen, en dat nu in de dwingende vlam der liefde is veranderd, trok ons tot malkaar. Dan wist gij niet, engel dat gij zijt, wat het is de eerstgeborene van eenen beul te zijn; gij wist niet, dat degene, die hangt en radbraakt en brandmerkt, met meer schande beladen wordt dan die, welke door hem gehangen of gebrandmerkt worden. Later hebt gij iets er van geweten; maar uwe zuivere ziel wilde in de onrechtvaardigheid der menschen niet deelen, en naarmate mijn ongeluk zich voor uwe oogen ontrolde, werd uwe liefde ook grooter, omdat gij wist, dat ik die liefde noodig had om niet te sterven. O, ja, zonder u zou die zielepijn mij lang gedood hebben, want ik geloofde aan niets meer dan aan de rechtvaardigheid van den God, die mij een beter leven bereidt
PREV.   NEXT  
|<   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71  
72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   >>   >|  



Top keywords:
liefde
 

Geeraart

 
hebben
 

laatste

 
meisje
 
gevoelloos
 
zijnde
 

kinderen

 

aanhoorde

 

verscheurde


verried

 

begrepen

 

wreedelijk

 

gespeeld

 

Terwijl

 

schier

 

Zonder

 

bleekheid

 

spreken

 

luister


nederzat

 

bevende

 

Vriendinne

 

schande

 
ontrolde
 
grooter
 

ongeluk

 

onrechtvaardigheid

 

zuivere

 

menschen


deelen

 
naarmate
 
noodig
 

rechtvaardigheid

 

geloofde

 

bereidt

 

gedood

 

zielepijn

 

sterven

 
zonder

geweten
 
eerstgeborene
 

degene

 

malkaar

 
veranderd
 

radbraakt

 

gehangen

 

gebrandmerkt

 

worden

 
brandmerkt