ijn zoon Victor is reeds dood,--en dezen morgen zeide
hij mij nog goeden dag!"
Dit schrikkelijk nieuws jaagde de liefde der wereld uit het hart van
mevrouw Van Valburg, om het gansch met de ontwaakte moederliefde te
vervullen. Zij sloeg hare beide handen aan het hoofd en riep:
"O, God, mijne kinderen! Pieter, gauw, breng mijne kinderen bij mij!
Doe de meid en de kamerdienaars hier komen!"
"Mevrouw," antwoordde de knecht nog met meer treurigheid, "uwe
kinderen zijn in den hof en schijnen gezond;--ik zal ze gaan halen.
Maar wat uwe dienstboden betreft, moet ik u zeggen, dat de keukenmeid
hen door haar gekerm zoo verschrikt heeft, dat het onnoodig zou zijn
er eenen te zoeken: zij hebben allen uw huis verlaten en zijn
gevlucht."
Het is licht te begrijpen, wat droefheid en wat spijt het gemoed van
mevrouw Van Valburg beving, daar zij zich nu van alle vrouwelijke
hulp ontbloot zag; nochtans ondersteunde haar de hoop, dat hare
kinderen niet door de plaag zouden geraakt worden, en zij putte
daaruit nog eenigen moed.
De kinderen kwamen huppelend in de zaal, en, blijde zijnde, dat zij
door hunne moeder geroepen waren, dreven zij welhaast door hunne
liefkoozingen de droefheid van haar gelaat. Zij had evenwel bemerkt,
dat haar oudste zoon de laatste tot haar gekomen was en zich niet zoo
vlug als naar gewoonte had getoond. Hare zes kinderen dan met eene
nog voor haar onbekende liefde in hare armen gesloten hebbende, bezag
zij nauwer haar oudste zoontje en bevond, dat eene schielijke
bleekheid over zijn gelaat rees. Een angstig voorgevoel deed haar
beven.
"Zijt gij ziek, mijn lief kind?" vroeg zij.
"Neen, moeder," was het antwoord, "maar mijne ooren tuiten. Ik zie
altemaal lichten voor mijne oogen.... Ai mij! nu krijg ik pijn in
mijn lijf."
Mevrouw Van Valburg sprong op als uitzinnig, en riep uit al hare
kracht op den knecht, die ook schielijk kwam toegeloopen.
"O, Pieter," huilde zij, "Eugene heeft de cholera. Gauw, loop om
dokters en heelmeesters, de eersten de besten. Zend ze altemaal, die
gij vindt; en vergeet mijnheer Schippers niet. Zoek mij ook eene
vrouw. Och, Pieter, ik smeek u, loop u buiten adem,--ik zal uwe
moeite niet onbeloond laten!"
De knecht verdwenen zijnde, keerde mevrouw Van Valburg zich om naar
hare kinderen....
Maar hoe pijnlijk was niet de gil, die als eene doodsklacht uit hare
borst opsteeg! Daar lag haar zoon op den rug uitgestrekt, zich
rekkende, alsof hij zijne ledematen breken wi
|