d behoorde. Een
ongelukkige was voor haar een voorwerp van onverschilligheid, zoo
niet van afkeer; hare kinderen zelven, alhoewel schoon als engelen,
zag zij niet met dit moederlijk gevoel aan, dat wel het allerlaatste
uit den boezem eener vrouw vervliegt.... Maar een kleed, dat niet
naar haren zin gemaakt was, het breken eener nietswaardige
Chineezerij, het zien van een juweel aan den hals eener andere dame,
en zulke kinderachtigheden meer, konden haar dermate ontroeren, dat
zij somwijlen er om te werk ging, alsof de grootste rampspoed haar
overkomen ware.
Deze vrouw bevond zich op zekeren dag in eene kleine zaal harer
prachtige woning. Zij lag half uitgestrekt op een rustbed van rood
damast en hield de oogen weifelend gevestigd op de bladen van een
boek, dat met de schildering van het Parijsche leven niet veel goede
zedelessen bevatte. Las zij er in?--Misschien wel; doch wie haar zag
en haar niet geleek, zou gezegd hebben, dat de luiheid haar belette
de oogen gansch te openen.--Alles in die plaats gaf getuigenis van
den rijkdom en van den beuzelachtigen smaak der meesteresse; de
schouwplaat en de venstertafelen waren overladen met die brooze
voorwerpen, welker gebruik voor eigenaars en aanschouwers een
raadsel is, en die van de kinderspeeltuigen veeltijds alleen in prijs
verschillen. Het licht, dat met moeite van buiten in dit verblijf der
weelde drong, was niet klaar en levendig als het licht der zon; maar
het werd hier bij middel der venstergordijnen gedwongen, zich in eene
flauwe, roosachtige tint te hervormen, en aan alles eene wellustige
en verleidende verf te geven.
Deze zaal nochtans was opgeluisterd door de tegenwoordigheid van zes
allerschoonste kinderen, die heel zachtjes en zonder het minste
gerucht te durven maken, op het grondtapijt bezig waren met in een
groot boek beeldekens te zoeken. Zij durfden niet spreken en drukten
elkander hunne blijdschap of verwondering met teekens en gebaren uit;
want zij wisten, dat bij de geringste stoornis hunne moeder hen
oogenblikkelijk naar een ander vertrek zou verbannen hebben. Het
oudste dier lieve kinderen kon twaalf jaar oud zijn terwijl het
jongste slechts zijn derde jaar bereikte. Zij waren drie broederkens
en drie zusterkens, en schenen elkander vurig te beminnen; want een
zoete en lieftallige glimlach zweefde op hunne aangezichten, en hunne
handekens ontmoetten elkander zeer dikwijls.... Ik heb menigmaal
zulke tafereelen geschilderd gezien, waarop een zesta
|