opzichte getoond," zeide ik.
Hij zag dit als een compliment aan en lachte witjes--"O verblinding der
vleierij!" dacht ik bij mijzelven.
"Maar," vervolgde hij: "ik heb tot mijn leedwezen gehoord, dat de Heer
Lodewijk bij ons aan huis zoo leelijk is te pas gekomen!"
"Dat is hij," antwoordde ik: "maar het zal beter zijn, dat onderwerp
maar niet aan te roeren."
"UEd. heeft gelijk," zeide hij: "ja, het is wat onbegrijpelijk: er
gebeuren buitendien meer rare dingen bij ons aan huis. Wie had het ooit
kunnen denken? Die Heer Van Beveren...."
"Welnu?" vroeg ik, nieuwsgierig om te vernemen, wat er nu weer gebeurd
was.
"Wel," vervolgde hij: "om met Vader Vondel te spreken:
Hy trock al heimlijck af en zonder eenigh teecken
Van wapen of trompet."--
"Hij trok weg!" riep ik: "Goddank!"
"Met de noorderzon verhuisd," hernam hij, eenigszins verwonderd over den
uitroep van blijdschap.
"En zijn dochter?"
"Neen die is er nog," antwoordde hij: "maar zij zal niet lang meer
blijven: althans Heynsz wil haar niet in huis houden."
"Niet? En wat is er dan voorgevallen?" vroeg ik, eenigszins minder in
mijn schik met dit tweede bericht.
"Dat zal ik UEd. verhalen. Ik was gisteravond bij mijn buurjuffer op een
kommetje koffie genoodigd; want UEd. moet weten, zij verzoekt mij nog
wel eens 's avonds ... en ik heb er altijd vrij entree ... een eer, die
aan alle Heeren niet gegund wordt. He! he! he!"
"Ja!" zeide ik: "ik begrijp, dat zij zwak voor u heeft."
"Nu! dat is tot daar aan toe," hernam hij: "maar het is in allegevalle
niet in haar te misprijzen, dat zij niet te ijdel is om met een oud man,
als ik ben, wat te keuvelen en zij vindt er smaak in, als ik haar nu en
dan eens een versje voorlees."
Ik was eenigszins verwonderd over dezen smaak van Amelia: maar bij
verder nadenken begreep ik, dat zij, in de afwezigheid haars vaders, na
het voorgevallene liever niet alleen was, en dat het gezelschap van
Helding, al was het niet onder de belangrijkste te stellen, haar toch
altijd eenige gerustheid moest inboezemen.
"En was haar vader niet te huis?" vroeg ik.
"Dat is het mooie," antwoordde hij, glimlachende: "ik zat moerziel
alleen met haar, in _viezevie_, zooals de Franschen zeggen, en ik had
een pijp opgestoken:--ik zou haar juist mijn gedichtje op het Kuiltje
gaan voorlezen, dat aan de Messieurs zoo beviel, weet UEd.?"
"Ik weet al?--En toen?"
"Daar kwam net haar Papa thuis. "Wel Papa!" vroeg zij zoo:
|