FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   376   377   378   379   380   381   382   383   384   385   386   387   388   389   390   391   392   393   394   395   396   397   398   399   400  
401   402   403   404   405   406   407   408   409   410   411   412   413   414   415   416   417   418   419   420   421   422   423   424   425   >>   >|  
wien wij eens oprecht en vroom gekend hebben! Ach! het was niet zonder reden dat ik opzag tegen die verre reize, die gij nog zoo jong en zonder opzicht ondernomen hebt. Wij steunden op de vastheid van karakter en de brave grondbeginselen, die wij, in onzen ouderlijken hoogmoed, ons verbeeldden dat gij bezat. Maar bitter zijn wij voor onzen eigenwaan gestraft. Helaas! gij waart nog te jong en onervaren! en gij zijt tegen de verleiding niet bestand geweest. Het gebed, dat ik dagelijks tot God voor u opzond, is niet verhoord geworden. Zeg mij, Ferdinand! zeg mij toch, heb ik mijn zoon verloren?--Ach! ik was zoo innig verblijd over uwe terugkomst: ik had mij zooveel genoegen van u voorgesteld:--en thans zie ik, dat mijn blijdschap droefheid had moeten zijn."--Onder het uiten dezer laatste woorden boog zij haar hoofd op mijn schouder neder en weende bitterlijk. Haar innige smart verscheurde mij de ziel, en ik was zelfs zoo onthutst en ontroerd, dat ik in de eerste oogenblikken vruchteloos naar woorden zocht, en niet anders doen kon, dan haar koude hand in de mijne te klemmen, den arm om haren hals te slaan, haar bleek gelaat te kussen en tranen van weemoed aan haar boezem te schreien. "Moeder!" zeide ik eindelijk: "lieve moeder! matig uw verdriet." "Ik zie ten minste," zeide zij, terwijl zij zich langzaam uit mijn omhelzing losmaakte en zich naast mij nederzette: "ik zie, dat gij nog niet geheel verdorven zijt, dat er nog hoop is op uw behoud; want uw hart is nog vatbaar om getroffen te worden. O! beloof mij, dat gij den verkeerden weg zult verlaten, dien gij zijt ingeslagen, dat gij alle banden, die u aan dat slechte voorwerp verbinden, zult losscheuren: en alles, alles zal vergeven en vergeten zijn: ik zal juichen en zeggen met den vader uit de gelijkenis: "ziet! mijn zoon was verloren en hij is wedergevonden." "Maar," zeide ik: "ik betuig u, dat er geene banden te verbreken vallen: dat ik door u, door mijn vader verkeerd word beoordeeld: dat...." "En waarom dan uw gedrag niet opgehelderd? Wie heeft recht op uw vertrouwen, op uw openhartigheid, zoo uw vader dit niet heeft? Hoe kunt gij vergen, dat hij of ik geloof zouden slaan aan de ongerijmde en nietige uitvluchten, waarmede gij uwe verkeerdheden poogt te bemantelen. Ferdinand! wees niet verstokt in het kwade. Een gulle bekentenis, een oprecht berouw zouden uws vaders rechtmatigen toorn ontwapenen; maar een hardnekkigheid als de uwe moet hem verbitteren." "Maar
PREV.   NEXT  
|<   376   377   378   379   380   381   382   383   384   385   386   387   388   389   390   391   392   393   394   395   396   397   398   399   400  
401   402   403   404   405   406   407   408   409   410   411   412   413   414   415   416   417   418   419   420   421   422   423   424   425   >>   >|  



Top keywords:

Ferdinand

 

banden

 

zouden

 
woorden
 

verloren

 

zonder

 

oprecht

 

voorwerp

 

verbinden

 
slechte

losscheuren

 
betuig
 
ingeslagen
 

wedergevonden

 
vergeven
 

zeggen

 

hebben

 

juichen

 
vergeten
 
gelijkenis

gekend

 
nederzette
 

geheel

 

verdorven

 
losmaakte
 

omhelzing

 

terwijl

 
langzaam
 

behoud

 

beloof


verkeerden

 

worden

 

vatbaar

 

getroffen

 

verlaten

 

bekentenis

 

verstokt

 

verkeerdheden

 

bemantelen

 

berouw


verbitteren

 

hardnekkigheid

 
vaders
 

rechtmatigen

 

ontwapenen

 

waarmede

 

uitvluchten

 
waarom
 

gedrag

 

opgehelderd