maar rees op, en haar gelaat
nam die uitdrukking van hoogmoed aan, welke haren vader zoo eigen was en
die ik ook vroeger in haar had opgemerkt. Zij was blijkbaar geraakt over
hetgeen zij als een onbeleefdheid beschouwde. Tante was de eerste, die
het stilzwijgen brak: "Gij komt juist bijtijds, Broeder!" zeide zij:
"deze is de Juffer, waarover ik u gesproken heb."
"Ik zie het," zeide mijn vader: "jonge dochter!" vervolgde hij, zich tot
Amelia wendende: "het smart mij, in iemand van uw jaren en voorkomen
zooveel verstoktheid te vinden. Hoe hebt gij u kunnen verstouten, u in
te dringen bij een eerbiedwaardige Juffer, terwijl gij bij u zelve
bewust moest zijn, dat uw ware plaats in het spinhuis is."
"Mijnheer!" riep Amelia, op een toon van hevige verontwaardiging,
terwijl zij het hoofd ophield met een waardigheid, die een koningin eer
zoude hebben aangedaan: en toen, zich naar mij toekeerende: "wie is die
man?" vroeg zij.
"Het is mijn vader!" fluisterde ik: "om Godswil...."
"Welnu!" ging zij voort: "zeg dan aan uwen vader, dat ik van zijnentwege
een andere behandeling had verwacht. Zoo iemand zonder opvoeding, gelijk
Heynsz, mij beleedigde, ik dacht niet, dat de Heer Huyck een dergelijke
handelwijze zou navolgen."
"Ik zoude u aanraden, een toon lager te zingen," hernam mijn vader: "ik
ben heusch jegens een met lompen bedekte vrouw, wanneer haar gedrag
betamelijk is; maar ik zou ook aan een Vorstin mijn verachting toonen,
wanneer zij handelde zooals gij."
"Vaarwel Mejuffrouw!" zeide Amelia, even met het hoofd buigende en zich
willende verwijderen.
"Blijf!" zeide mijn vader, op dien toon van gezag, dien elk wie hem
hoorde gedwongen was te eerbiedigen: "en wees liever dankbaar jegens
mij, dat ik u niet door mijn dienaars voor mij op het Stadhuis heb laten
brengen, maar hier ben gekomen om u te ondervragen: en bedenk, dat een
rondborstige bekentenis u meer nut zal doen dan het aannemen eener
ongepaste fierheid."
Amelia bleef midden in het vertrek staan, de armen over elkander
geslagen, de oogen vlammende van spijt en de lippen stijf gesloten;
terwijl haar geheele houding aanduidde, dat zij alleen toegaf aan dwang,
maar besloten had, geen antwoord op de tot haar gerichte vragen te
geven.
"Ik weet zelfs niet," vervolgde mijn vader, eenigszins verwonderd over
een dergelijke minachting van zijn gezag, waaraan hij weinig gewend was,
"of ik nog wel zooveel inschikkelijkheid jegens u betoond zoude hebben,
indien he
|