vragen, of zijzelve komen
zoude.
"Ik weet het niet, Mijnheer!" antwoordde zij, op de klok ziende, als
iemand, die vertrekken wil, maar het bezoek toch niet korter wil maken
dan de betamelijkheid vordert.
"UEd. komt toch, Tante?" vroeg Suzanna.
"Ik heb de noodiging aangenomen," antwoordde Tante, "ofschoon ik wel
gewenscht had, dat zuster Van Bempden een anderen dan den dag van
Zaterdag tot deze feestviering had uitgekozen. Het wordt somtijds laat:
en dan is men minder gestemd, den dag des Heeren behoorlijk te vieren."
"Ja! lieve Tante!" zeide ik: "dat is waar; maar UEd. zal met mij
instemmen, dat Mama niet wel haar verjaardag verzetten kon, en dat Tante
bovendien gebruik maakt van de gelegenheid, dat Papa eens uit kan gaan,
daar hij altijd in het midden van de week zoo bezet is."
"Ja dat weet ik," hernam Tante: "maar, naar mijn begrip ware het
voegzamer geweest, dat de plechtigheid ten huize uwer ouders had plaats
gehad; er zouden dan wel zooveel gasten niet hebben kunnen zijn; maar
mij dunkt, op een verjaarfeest behoort ook niemand buiten de naaste
bloedverwanten: en die had moeder wel kunnen bergen."
"Zeg dat maar niet, dat Mama het hoort," zeide Suzanna: "het goede
mensch treurt er al genoeg over, dat er om harentwille zooveel omslag
gemaakt wordt; maar Tante was er zoo op gesteld: en men begreep, dat de
groote en kleine kinderen zich buiten meer dan in de stad zouden
vermaken, enz."
Hier stond Henriette op. "Mejuffrouw Huyck!" zeide zij, na een wijl te
hebben geaarzeld, "UEd. zal mij verschoonen; maar ik mag niet langer
blijven: het is later dan ik dacht, en...."
"Wel heden! wilt gij nu reeds vertrekken?" vroeg Tante: "gij zit pas."
"Mijn oom wacht mij: wij eten vroeg, en na den middag weder naar buiten
te rijden: ik durf niet vertoeven."
"Rijdt gij naar huis, Jetje?" vroeg mijn zuster, opstaande, met de
houding van iemand, die een besluit neemt.
"Ja lieve!" antwoordde Henriette: "het is wat laat en uit den weg:
anders zou ik u voorstellen om u te huis te brengen; maar ik durf aan de
paarden van oom zulk een omweg niet te laten doen."
"Neen! dat behoeft ook niet," hernam Suzanna: "maar ik wil toch gaarne
een eind met u rijden: ik moet bij Carlin wezen om lint te koopen: dat
is toch in uw weg en gij kunt mij daar afzetten."
"O! zeer gaarne!" zeide Henriette, op een toon, die aanduidde, dat zij
het gezelschap van haar boezemvriendin voor deze reis wel zou kunnen
gemist hebben.
"Gij blijf
|