ebt
gezeten; maar nog vat ik niet recht, waarom gij in uw zwijgen volharden
blijft, nu alles toch ontdekt is."
"Verschoon mij," zeide ik: "maar, zoo ik u zeide, hoe en waar ik met den
Graaf heb kennis gemaakt, zoude UEd. dan ook niet weten, hoe en waar hem
te vinden?"
"Daar is wat aan," antwoordde mijn vader, lachende: "welnu! ik zie uw
nadere ophelderingen te gemoet. Het doet mij in allen gevalle genoegen,
dat gij niet op dit meisje verliefd zijt."
* * * * *
EEN-EN-DERTIGSTE HOOFDSTUK.
WAARIN HET GEDRAG VAN MEJUFFROUW BLAEK TEN OPZICHTE VAN FERDINAND WORDT
VERKLAARD EN DE VADER VAN AMELIA WEDER OP DE PROPPEN KOMT.
Na het middagmaal riep ik Suzanna ter zijde: "wel!" vroeg ik: "zijt gij
iets te weten gekomen?"
"Ja voorzeker!" antwoordde zij: "ik heb schoone dingen van u gehoord,
Sinjeur! waarlijk, mijn vriendschap voor u heeft mij een zotte rol laten
spelen."
"Namelijk!"
"'t Lijkt zeker wel goed om twee koorden aan zijn boog te hebben; maar
in sommige gevallen is 't noch voorzichtig, noch verstandig; en zooals
Cats zegt:
"Twee op eenen tyt te vryen
Siet men selden wel gedyen."
"Wat wilt gij zeggen? Kom toch ter hoofdzaak!"
"En vertel mij eens, Ferdinand! die mamsel, die gij van uw reizen hebt
medegebracht, is zij een Hoogduitsche of een Italiaansche? Zij zingt
zeker heel fraai? En wat kost haar toilet u wel in de maand?"
"Oho!" zeide ik: "ik zie al, waar de knoop ligt. De laster is aan 't
werk geweest en heeft waar en valsch zoo fijn dooreengeklutst, dat zelfs
de Engelen aan het twijfelen zouden raken."
"Nu, antwoord dan!" zeide Suzanna: "ik, die een onnoozele Amsterdamsche
burgerdochter ben, heb geen verstand van die nieuwerwetsche Fransche
beschaafdheid. Zeg mij toch, hoe zoudt gij, indien de oude Heer Blaek uw
aanzoek had aangenomen, het hebben aangelegd, om zonder fortuin twee
huishoudens te verzorgen?"
"En hebt gij ook al aan die dwaasheden geloofd?" vroeg ik.
"Welke gronden zou ik kunnen aanvoeren, om het tegen te spreken.--Wat
deedt gij in dat huis?
_Prince, quelques raisons que vous me puissiez dire_,
_Votre devoir labas n'a point du vous conduire_.
Maar het ergst van alles is, dat gij de onbeschaamdheid hebt gehad, dat
schepsel met een vroom onschuldig mensch als Tante Letje in kennis te
brengen: zoo die eens hoort, welk een lief persoontje zij aangehaald
heeft, dan geef ik geen duit voor uw aandeel in de erfenis.
|