epassing
vinden op stoffelijk, verstandelijk, zedelijk en geestelijk gebied, dat
zij betrekking hebben op ieder deel van 's menschen samengestelden aard
en hem een helder denkbeeld geven van de wereld waarin hij leeft, van
den menschelijken samenstel en van de mogelijkheden, welke daarin
verborgen liggen.
Voor alles dan begint het onderricht der Theosofie, het goddelijk weten,
te spreken over het goddelijk Bestaan zelf en de onmiddellijke
betrekking van den mensch tot God. Het leert dat er een goddelijk
Bestaan is, het Leven van al wat is; dat er slechts een goddelijk Leven
is, een goddelijke werking, eene kracht, welke overal bestaat in het
heelal; dat overal waar wij gaan kunnen het leven van God zich bevindt,
dat overal waar dieren voelen kunnen of menschen kunnen denken, het
leven van God uitdrukking vindt. Ook in het delfstoffen-en plantenrijk
steunt, onderhoudt, vermeerdert zijn Leven alle dingen; in het geheele
heelal is geen leven buiten het goddelijk Leven. Dit eene Bestaan ligt
ten grondslag aan al wat wij waarnemen, zoodat de Theosofie begint met
het leeren van een grondeenheid, een wet van eenheid, van een-zijn alom;
en deze eenheid spruit voort uit God, die de eene bron is van alle
bewustzijn, waar ook dat bewustzijn worde gevonden. De ontwikkeling van
het bewustzijn in den mensch, de groei van zijn verstand, vinden hunnen
oorsprong in God. Alle bewustzijn, ontwikkelend tot zelf-bewustzijn,
komt voort uit een bron, een oorsprong. Alle bewustzijn is een, wij
kunnen het eene niet scheiden van het andere, en de menschen van elkaar
vervreemden alsof zij tegenover elkander stonden--zij komen allen van
denzelfden stam, zij zijn allen bewust door hetzelfde Leven, zij zijn
allen een uitdrukking van hetzelfde goddelijk Bestaan. Deze eenheid van
bewustzijn is eene uitdrukking van de wet van eenheid die heerscht in
het heelal.
Maar niet alleen alle bewustzijn is een, ook alle kracht is een, en hier
stemt de wetenschap in met de Theosofie: er is slechts een groote
werking in het heelal; alle vormen van werking en kracht welke wij
waarnemen, zijn in den grond een. Zij kunnen in elkander omgezet worden;
alle vormen van werking welke de wetenschap bestudeert, alle krachten
welke wij om ons waarnemen, hetzij in het delfstoffen-of plantenrijk,
hetzij bij dier of mensch, al deze krachten zijn een in hunnen aard.
Slechts hun uitdrukking, hun wijze van openbaring is verschillend, bij
nader onderzoek blijken zij allen een t
|