ld, vrij van den last van het lichaam. Deze uitdrukking nu:
"Geslagen met de roede" beteekent ingewijd in de mysterien. Clemens
vertelt ons hiervan nog iets meer, licht een hoekje van den sluier op,
en ontdekt ons een weinig van wat daarachter verborgen is. Hij deelt ons
de voorwaarden mede waaronder de mensch de inwijding kan ontvangen, en
de eerste woorden welke door den leeraar bij het begin van de
inwijdingsplechtigheid werden gesproken. Hij vertelt ons dat uit de
lidmaten der kerk, uit hen die gedoopt waren en aan het Heilige
Avondmaal hadden deelgenomen, dat uit die velen zeer weinigen werden
gekozen: "velen zijn geroepen", zegt hij, de woorden van Jezus
aanhalende, "maar weinigen uitverkoren." Hij zegt verder van die
uitverkorenen: wie vrij is, niet slechts van alle laagheid, maar ook van
wat de menschen als geringere zonden beschouwen, slechts hij kan worden
ingewijd in de mysterien van Jezus, welke alleen door de heiligen en
reinen worden gekend. Daarna deelt hij de eerste woorden mede, welke bij
de inwijding gesproken werden: Hij die als inwijder optreedt,
overeenkomstig de voorschriften van Jezus, zal zeggen tot hen die rein
zijn van harte: "Hij wiens ziel zich gedurende langen tijd van geen
kwaad bewust is, en in het bijzonder sinds hij zich overgaf aan de
weldoende kracht van het Woord, laat de zoodanige hooren de leering,
door Jezus in het geheim gesproken tot zijn waarachtige leerlingen."
[Voetnoot: Contra Celsum 3,40.] Dit waren de eerste woorden, gesproken
bij de Christelijke inwijdingsplechtigheid, dit was de eerste zin, door
den hierophant tot den kandidaat gericht. Het verdere kan Clemens niet
aanhalen, want dan begint de leering welke slechts gegeven kon worden in
de mysterien. Deze eerste woorden echter stellen de voorwaarde van
reinheid en roepen den kandidaat op om te luisteren naar de leering,
door Jezus in het geheim aan zijne leerlingen gegeven.
Wat is er thans geworden van die leering? Wat heeft de kerk gedaan met
deze heiligste nalatenschap van den Christus? Waar wordt nu het
onderricht gevonden, dat Jezus zijnen leerlingen in het geheim gaf? Waar
zijn nu de mysterien van Jezus, en degenen die den kandidaat zouden
kunnen inwijden in de kennis, die aan de vroegere Christenen werd
meegedeeld? Is de kerk trouweloos geweest in het bewaren van haren
schat? Heeft zij de overlevering verloren, en ook degenen aan wie deze
was toevertrouwd? Indien dit waar is, geen wonder dan dat de
ongeloovige inst
|