t uiting komen van het georganiseerde innerlijk lijkt
mij het kenmerkende van de laatste jaren en daarmede houdt, volgens mijn
opvatting, ook het meer geaccentueerde optreden van professor
Bolland verband.
--Die ontwikkeling kan dan natuurlijk ook in de geschiedenis van uw
werk worden nagewezen?
DE GESCHIEDENIS VAN ZIJN WERK.
--Dat spreekt. Wat wij om ons heen zien gebeuren, is een projectie van
wat in ons zelf gebeurt. In mijn eerste werk zit datgene, wat ons in den
"Nieuwe Gids"-tijd bezig hield, ik wil zeggen: bewondering voor de
natuur, hartstocht en gevoelsopwelling. In '90 trouwde ik, en op mijn
huwelijk volgt een tijd van afgezonderd leven; en dat bracht mee: een
soort van inkeer, een gedachteleven, dat natuurlijk wel in den tijd lag,
maar toch ook niet minder in mij zelf. De uiting van de bezonkenheid,
die er toen over mij kwam, kunt u vinden in vijf bundels gedichten:
"Aarde", "De nieuwe tuin", "Het brandende braam-bosch", "Dagen en
daden", "De kristaltwijg". Die vijf vullen voor mij het tijdperk van
teruggetrokkenheid. Na die periode voelde ik, dat er zoowel buiten als
in mij zelf een andere wind waaide. Ik kwam uit mijn afzondering te
voorschijn, ik voelde behoefte, om de wereld om mij heen op zekere wijze
samen te vatten, te uiten wat ik over de wereld dacht. Het kenmerkende
van onzen tijd, in allerlei kringen, in allerlei groepen, is een poging
tot organisatie, dat wil zeggen: het aanwenden van geesteskracht op de
massa. De "Beweging" is ook niet alleen een letterkundig tijdschrift.
Juist het geestelijk zich organiseeren van alles wat op maatschappelijk
gebied gebeurt, dat noem ik het mooie doel, waarvoor ik gaarne
verschillende krachten zou bijeenbrengen. Vooral nu ik twee
mede-redacteuren heb gekregen, De Boer voor wijsbegeerte en geschiedenis
en De Vooys voor sociale zaken, hoop ik daarin te slagen. De pogingen
tot organisatie zijn overal te vinden, maar de centra zijn door
onderlinge geschillen voortdurend zwak. Die moeten aangesterkt worden.
Zie, ik zal u vertellen wat ik onder organisatie versta:
GEESTELIJKE KUNST.
De natuur geeft een zekere stof, en de geest heeft er behoefte aan, op
die stof kristalliseerend te werken, begeeft zich in die stof, en doet
daardoor ontstaan een vorm, die niet een gril van den geest is, maar wel
de wijze, waarop de natuur zich met dien geest verstaat. Nu begrijpt u
meteen wat ik versta onder geestelijke kunst: zoolang de literatuur zich
beweegt
|