ing
voldoende te beheeren. En als men nu de schuld van de mislukking op mij
gooit, die tracht af te wentelen van de arbeiders, dan bewijst men
daarmede, wat ik al gezegd heb: dat het aankomt op de leiding. En
spreekt u mij van gemeenschapsgevoel, dan zeg ik u, dat dit volstrekt
niet gewaarborgd wordt door het etiket "socialisme". Ik heb
langzamerhand geleerd, wat dat beteekent: socialistisch
gemeenschapsgevoel. Niets! Bij kapitalisten is het dikwijls nog grooter
dan bij zich-noemende socialisten. Maar ik verwacht van niemand groote
opofferingen. Ik verwacht alleen, dat er wel eenige menschen zullen
gevonden worden, die hun geld tegen redelijke condities zullen willen
beleggen. En om deze zaak tot stand te brengen zijn een paar
"vijf-percentsphilanthropen" voldoende, wat het geld betreft. En reeds
nu heb ik gezien, dat ik mag hopen."
Daarmede was ons gesprek teneinde. Hij werd weer weggeroepen.
"Een mooi vak heb jullie," zei hij, voordat hij mij verliet, "een
prachtig vak. Ik erken dat het goed is, menschen, die iets te zeggen
hebben aan het spreken te brengen. Maar toch ... toen ik uw stukken over
andere schrijvers las, toen dacht ik: Tot zoo iets leen ik me nooit.
Omdat het altijd er uitziet alsof de geinterviewde met zooveel
zelfbehagen over zich zelf zit uit te pakken. Dat is meestal een schijn,
die de goede reporter moet vermijden, door zijn eigen rol in 't
interview duidelijk te laten uitkomen. Ik hoop, dat U dat doen zult en
daarom leende ik mij er toch toe. Als het goed geschiedt, is het heel
nuttig het publiek over een persoon in te lichten, en er schuilt meer
trots en ijdelheid in het afwijzen dan in het aannemen van
interviews."--
Hij leidde mij de trappen af. Hij leek heel slank, heel ondernemend,
heel jeugdig.
27 Jan. '09.
FRANS NETSCHER
[Illustratie: FRANS NETSCHER]
FRANS NETSCHER
"Misschien weet u, dat ik in mijn jonge jaren nogal wat te danken heb
gehad aan Jan ten Brink, die toen mijn leeraar was aan de H.B.S. in
den Haag. Eerst ging ik school te Gorkum, en toen ik daar in de derde
klas van de H.B.S. zat begon ik te schrijven. Van dat echte
Hollandsche polderland, dat ik daar in den omtrek te zien kreeg, heb ik
zoo een dingetje gemaakt en ik was heel blij, toen dat als feuilleton
werd opgenomen in een plaatselijk blaadje, "De Gorkumsche Courant",
hiette dat, geloof ik.
"Maar op de H.B.S. in den Haag dan, daar werden Ten Brink en A.W.
Stellwagen de mannen, van wie
|