Kennemerland, West-Friesland, 't
Bloembollenland, de doode steden aan de Zuiderzee; dat typisch-
Hollandsche mooi in onze duinstreek en onze waterstreek ... dat
wil ik in woorden verheerlijken. Als we een mooie dag weer hebben ga ik
er nog al eens op uit om rond te kijken ... dat moesten meer menschen
doen ... jonge 't is zoo mooi.
En ... (Netscher's sterke hand streek driftig een lucifertje af) en
binnenkort moet ik weer de boer op voor de verkiezingen.... Altijd te
doen ... altijd bezigheden. Dat moet. Dat heb ik noodig. Voor de
zuiverheid van je visie is 't noodzakelijk dat je je op ander gebied
beweegt; voor de frischheid van je impressie. Mijn werkkring in de
gemeente brengt mij met een massa menschen in aanraking, in allerlei
omstandigheden waarin je ze niet ontmoet als je gewoon burger bent.
Denk eens: je belastingzaken en je onderwijszaken, die ik onderzoeken
moet. Dat verrijkt mijn geest nog dagelijks. Vooral dat IJmuiden is
prachtig he? Dat stadje, dat in tien jaren iets geworden is, met zijn
energieke visschers, die frissche kerels, die nauwelijks hun hand kunnen
teekenen, maar toch in staat zijn een groote zaak te leiden.--
En nu meneer ben ik uitgepraat. Wat zou u zeggen van een groote
wandeling? Alles staat in de rijp ... 't is weer om van te watertanden,
hier aan de voet van 't duin. Aangenomen? Vooruit dan maar ... Denk er
om, ik heb lange beenen. Toen Querido hier was heb ik 'm doodgeloopen,
z'n tong hing 'm uit z'n mond. Durft u 't er op wagen?
MARCELLUS EMANTS
[Illustratie: MARCELLUS EMANTS Jeugdportret]
[Illustratie: MARCELLUS EMANTS]
MARCELLUS EMANTS
Breed, hol patriciershuis, koud van gevel. Degelijke stille dienstbode,
die een gewoon-houten deur mij opende. Uit het portaal stond ik
bedremmeld in 't schel-gele licht, in de dwelmende atmospheer van een
Oostersch cabinet met rijkelijk-getinte tapijten, bizarre uitstallingen
van kostbare steenen, naast den kleinen divan een tafeltje met turksche
water-pijp, aan de zoldering een lamp van gedreven koper, matgeel. Voor
mij aan den wand, achter een sluier ten halve: een vrouwe-kop in enkele
trekjes afgebeeld. "Fatma" stond daar onder in erg Europeesche letters,
die spotten met de Arabische krul-karakters, welke ik verwachtte. Toen:
een tapijt schoof weg, een gewoon-houten deur kwam naakt; de
degelijk-ernstige dienstbode riep met gedempte stem mij weer in de gang,
waar ik--van jas en hoed ontdaan en aan 't tapijt nog gewen
|