nog wat over
graphologie, waarvan Emants een ernstig beoefenaar is. En namen haastig
afscheid.... Een belletje rinkelde en ik trad uit de werkkamer van
donker dof hout, de breede, breede trappen af; werd door de
degelijk-ernstige dienstbode geleid naar 't geel-belichte perzische
kamertje waar de gesluierde Fatma uithangt; kleedde mij sneller dan ik
verwacht had; stapte schutterig de straat in, met achter mij de
degelijke poort van dat ruime, holle heerenhuis.--
AUG. VERMEYLEN
[Illustratie: AUG. VERMEYLEN Jeugdportret]
[Illustratie: AUG. VERMEYLEN]
AUG. VERMEYLEN
Als je met 'm door Brussel wandelt, heuvel-op-heuvel-af, dan is hij
joviaal en praat honderd uit, maakt geestige opmerkingen, lacht en
gebaart ... en zit je met 'm in 'n "staminee" voor een flesch
"Gueuze-Lambic" dan gaat-ie ophalen over z'n jeugd, tapt moppen en kan
zich heel lang vroolijk maken over 'n groepje "zwanzers" die in 'n
schemerhoekje half weggedoken pret hebben over niets, en schateren omdat
hun Brusselsch gemoed 't nu eenmaal zoo wil. Maar als je nu in je
journaliste-snuggerheid meent 'm op zijn gemak te hebben gebracht, en
van de gelegenheid gaat gebruik maken om 'm te spreken over z'n werk,
dan schijnt hij zich eensklaps te herinneren, dat hij ook nog ...
Professor is,--gaat heel erg op zijn woorden passen: "Nee-nee, spreek me
daar niet van als ik u bidden mag ... wacht totdat wij thuis zijn.... En
als ge wat over mijn persoon wilt weten, vraag 't dan aan mijne
vrienden. Die zullen u veel beter kunnen inlichten, mijn kunstbroeders."
Toch, naarmate ik hem beter leerde kennen, begreep ik wel dat niet in
zijn professorschap de reden van zijn terughoudendheid moet worden
gezocht. Hij lacht er wat mee, met zijn "professorschap". Geen student
die hem als "professor" zou durven aanspreken!
Ik zat in z'n werkkamer en door 't wijd-geopende venster zag ik golvende
bosschen die stonden in blauwen zomerbrand.
Vermeylen was op z'n hoede. Geen onverkoren woord kwam er uit! Toen ik
hem 'n vraag stelde, haalde hij leukweg zijn twee bundels "Verzamelde
Opstellen" voor den dag, benevens zijn brochure "Les Lettres
neerlandaises en Belgique depuis 1830", alsmede 'n paar jaargangen van
't Tijdschrift "Vlaanderen".
"Zoo!... zeggen mijn vrienden, dat ik zoo sterk aandring op grammaticale
nauwkeurigheid? Zoo! Wij zullen zien...." En hij aan 't bladeren,
terwijl-ie de titels van sommige hoofdstukken halfluid bromde.
Eindelijk, na '
|