k in
1513, Karel V in 1521, Philip II in 1557, Izabella in 1625.
De wijding der kapel wordt jaarlijks gevierd op den eersten Zondag na
Kruisvinding, in de bloeiende Meimaand.
De bedevaarders van het Westen, die met het krieken van den dag te
Oudenaarde toekomen, bidden onderwege luidop den Rozenkrans, en keeren
later met kransen en vaantjes terug. De kinderen koopen "lekkie."
Den 2 Mei 1711 keurde het vicariaat van Doornik de plaatsing goed van
een beeldje van O.-L.-Vrouw van Kerselaar, op het altaar der H.
Drievuldigheid, in de kapittelkerk van Kortrijk. Tevens stichtte men
eene broederschap, wier leden alle jaren, op den Zaterdag der novene, te
Edelare plechtig werden ingehaald.
De huidige kapel van Kerselaar is tamelijk groot, en heeft een slank
torentje. Zij bezit twee altaren. Maria heeft haar Kindeken op den
rechterarm. Verder leest men dit jaarschrift:
UW GEKROOND WONDERBEELD BLIJVE ALLER
TOEVLUCHT.
Wij kennen eene oude plaat van DU TIELT, voorstellende den heuvel van
Kerselaar, met den boom, de kapel en het lachende landschap rond
Oudenaarde. Op eene wapperende banier prijkt een vers uit het Hooglied:
"Hare vrucht is zoet; dus Maria groet!"
* * * * *
Niet verre van Kerselaar, tusschen Oudenaarde en Volkegem, op de helling
van den berg, ligt eene wijd gekende herberg: _Tivoli_. Onder de linden,
voor het huis, kan men een half uurtje rusten en... genieten. In den
zomer wordt de Tivoli door de bevolking van Oudenaarde druk bezocht.
Achter de heuvelen van Volkegem schuilen Mater en Ste-Maria-Hoorebeke.
Het schijnt, dat deze dorpen in de XVIe eeuw bewoond werden "door
scaemele lieden, legghewerckers en tapijtwevers." De meesters bewoonden
Oudenaarde.
Al die handwerkers, "dagelijcx ommegaende met Fransche en Duitsche
kooplieden in wolle, wierden door hen allengskens besmet met de leering
van Luther en Calvin." De dorpen, gelegen op den anderen oever der
Schelde, "bleven van de nieuwe leering bevrijd, als weinig uitstaans
hebbende met vreemdelingen."
De menschen "der voornoemde parochien, meest de leer van Calvin
toegenegen," waren de eerste, "die ten jare 1566 de beelden braken, zoo
binnen als buiten de stede."
Gedurende het daaropvolgende bestuur van den hertog van Alva moesten
velen het land verlaten. Zij vertrokken "met vrouwen en kinderen naar
Duitschland, Engeland en Frankrijk." Doch na de Bevrediging van Gent, in
1577, keerden zij naar hunne haardsteden terug
|