en Vurste; het andere, dat ongeveer 20,000 man telde,
toog oostwaarts over Lembeke.
Den standaard der gemeente rechtte men op het veld van Semmerzake,
benoorden Gavere. De opstandelingen gehoorzaamden aan Jacob Meeussone en
Diederik van Scaubrouck.
Men vocht den 23 Juli. De Gentenaars verweerden zich als ware helden.
Zij wondden den jongen Karel en meenden zelfs zijnen vader, den hertog,
in het gras te doen bijten, toen de krijgskans keerde. Nagenoeg 20,000
Vlamingen bleven dood, versmoord in de Schelde, vertrappeld onder de
paarden, of neergeveld door de wapenen.
Nu nog draagt een deel van het bloedige slagveld den naam van "Roode
Zee."
* * * * *
Voor de liefhebbers onzer folklore zij hier aangestipt, dat zij langs de
Schelde eenen rijken oogst kunnen opdoen.
Te Asper vertelt men van Sneeuwwitje, het beminnelijk kind, en den
koning van Oosterbant; te Zingem zingt men nog altoos het oude _liedje
van de week_:
De Zondag, de Zondag,
Dat is de dag des Heeren;
Dan doen wij onze schoenen aan,
En onze beste kleeren.
Ziehier een raadseltje, dat wij in dezelfde gemeenten hoorden stellen:
Asper en Zingem,
En het kerksken van Mullem,
In hoeveel staven spelt gij -- dat?
XVI.
Binders of Branders.
EENE BLADZIJDE UIT DE GESCHIEDENIS VAN DEN BOERENKRIJG
Onze lezers weten, dat de Franschen, op het einde der XVIIIe eeuw,
millioenen en millioenen uit ons vaderland haalden. Die ontzaglijke
sommen noemden zij belastingen, bevoorradingen voor het leger, gedwongen
leeningen. Wij voegen er bij: plunderingen van allerlei aard,
aftroggelarijen, diefstallen.
In het jaar 1794 mislukte de oogst. De daaropvolgende winter was
buitengewoon streng. De prijzen der levensmiddelen stegen overal, eene
algemeene ellende stond voor de deur.
Er was meer. De goddeloosheid vermeerderde van dag tot dag; de mindere
man dompelde zich in allerhande ondeugden.
De eerlijke lieden weigerden openbare ambten te aanvaarden; de
misdrijven werden weinig of niet beteugeld.
Moet het ons dan verwonderen, dat de aanslagen tegen personen en
eigendommen gedurig toenamen; dat vele ongelukkigen in de bosschen
samenscholen, levende van roof en plundering.
In Oost-Vlaanderen noemde men die booswichten Binders of Branders.
DE RANTERE teekende aan, dat de omstreken van Oudenaarde op het einde
van 1795 zeer onveilig gemaakt werden door eene bende "roovers en
vagabonden." Zulke benden, zegt h
|