FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37  
38   39   40   41   >>  
ndeloosheid, en haar beden, Om een te wezen met het Al-zijn, kweelen Weer ging, heel diep-inwendig, als zoovelen Dat sinds hun vroegste, droefste jaren deden.... Doch Shelley lachte en riep, terwijl hij schudde 't Jong hoofd--dat lachen scheen als zilvren bellen:-- "Gij moet niet langer meer uw Zelf wreed kwellen, "Gij liept nooit mede met de doffe kudde "Van wie graag, door den Dood, in 't Niet vervlogen: "Gij zijt U-zelf, strikt-vrij van Schijn of Logen." 8. VERVOLG "Gij wist, als Ik, van deinzen niet noch wijken, "Gij stoordet nooit aan dwazen u, die smaadden, "Maar gingt, door niets weerhouden, vroeg en spade, "Uw eigen echten weg naar 't hoog Bereiken ... "Naar 't Diepste dalen en naar 't Verste reiken, "Naar 't niet te noemen Eerste, Oneindge raden "En, schoon met Denken's eeuwgen last beladen, "Toch nimmer, geen sekonde ook maar, bezwijken. "Wijs-zijn, niet hopen maar ook geenszins vreezen, "Terwijl men stil-gestuwd omhoog blijft dringen "Op 't pad, u door uw diepste Zijn gewezen ... "Dat was de weg, dien alle dichters gingen, "Die niet om zelfs-wil maar om Zielswil zingen ... "Zoo blijf, wat gij steeds zijn woudt, een van dezen." 9. ANTWOORD VAN MIJ Meester!... vergeef, dat 'k U zoo noeme in schromen, Maar met een diepe, als bovenaardsche vreugd, Sinds 'k als een vaag-ontroerend na-geneugt Van overschoone en lang-geleden droomen, Die in 't koud daglicht plots weer voor ons komen, Uw naam--o, hoe dat oogenblik mij heugt!-- In de' allereersten opgang mijner jeugd Met wijdingsvolle ontroering heb vernomen. Ik zag hem ... las hem ... wist niet, hoe mij wierd.... Groeide er een verre erinnring in mij wakker, Dat ik, in vroeger Zijn, met U als makker, Heb vrij door 't Engelsch heuvlenland gezwierd? O, is de heele Menschheid, hier op aard verschenen, Een bonte ontbloeiing van het diep-in Eeuwig-Eene? 10. VERVOLG Spiegelt, wat elk beleeft, terug in 't Groote, 't Oneindig-diepe Al-wezen (achter 't schijnen Van dit en dat en weer wat, 't Uwe en 't mijne) In 't Eeuwge Denken, waar, in durend stooten Van Neen op Ja, van 't Kleine tegen 't Groote, Onder steeds reddeloos geleden pijnen, Waar zich vergaan in voelt het Teere en Fijne, Het Levensraadsel uit is opgeschoten? Moet men getroost dus, weg van al vergeefsche Klachten om heel ons klein, persoonlijk Lijden, 't Al-eenig eeuwiglijk-bestaand goed-geefsche, Het God-genoemd go
PREV.   NEXT  
|<   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37  
38   39   40   41   >>  



Top keywords:

Groote

 

Denken

 

VERVOLG

 

steeds

 

geleden

 

ontroering

 

vernomen

 

makker

 

vroeger

 

erinnring


Groeide

 

wakker

 

ontroerend

 

geneugt

 

overschoone

 

vreugd

 

vergeef

 

schromen

 
bovenaardsche
 

droomen


allereersten

 
opgang
 

mijner

 

oogenblik

 

daglicht

 

wijdingsvolle

 

Eeuwig

 

Levensraadsel

 

opgeschoten

 
vergaan

reddeloos
 

pijnen

 

getroost

 

bestaand

 
geefsche
 
genoemd
 
eeuwiglijk
 

vergeefsche

 
Klachten
 

Lijden


persoonlijk

 

Kleine

 

ontbloeiing

 

Meester

 

verschenen

 

gezwierd

 

heuvlenland

 

Menschheid

 

Spiegelt

 

Eeuwge