FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41  
>>  
chap gevoed: De simpelste onder de simp'len. Boven mijn hoofd sluit de tijd Zijn eeuwig-bloedende wonde, Heft mij in 't zorgeloos krijt Van de fluitende vagebonden, Houdt mij van schoonheid omschuimd, Van zil'vren zangen volzongen, Stuwt de groot-golvige ruimt' Aan 't klein eiland mijner longen. Mijn wordt het gansch gewelf; Daar is geen raadsel, geen wonder. Ik ben de schepper zelf, De wereld duikt in mij onder. De dagen stijgen uit mij Als hel-klapwiekende duiven, De nachten komen in mij Den zomersenen wierook wuiven. Ik draag de wel en de wolk, Ik draag de ster en de rozen, Ik draag 't opstandig volk Van winden en waterhoozen. Aan mij de zachte borst En de zwarte vlerken der eeuwen Aan mij de levensdorst En het eindloos stille sneeuwen. Zoo is het evenwicht Over mijn tweelingoogen, Zoo is al last en licht Even zwaar uitgewogen. Zoo is er geest noch stof, Wijsheid noch wereldweten, Zoo in den zingenden hof Ben ik van God vergeten. ONTWAKING Onder de zon wordt een wonderdroom, Weidsch als een waaierboog. Merkt ge onzen machtigen onderstroom? Wij heffen de zee omhoog! Zwaar rollen de golven, aan ruischingen groot, Als de storm die te nacht in den horen stoot. Al wat we zagen was eeuwig grijs. Binnen gesloten schulp Werden we en wiesen we op eene wijs; Ons rijk was de smalle stulp! Wat dreef ons begeeren naar ruimer gewelf? De groei onzer ziel, ons ontwaakte zelf! Boven ons wijken de wolken weg, Zeilen de zon voorbij. Keert ons nog heden het oud beleg, Toch worden we morgen vrij. Toch zullen we morgen ontbonden staan En ver boven 't kleine de vleug'len slaan! HET IS MEI O de zonne de zonne die danst op de wei En de leeuw'rik die danst in de lucht, En de perelaars breiden zoo breidelloos blij Naar den hemel hun sneeuw-witte vlucht! En het rozige schuim aan den appelaar ruischt Of de zee door zijn juichende takkenschaar bruist; En de zonne de zonne die danst op de wei ... _Het is Mei, het is purperen Mei!_ O de zefir de zefir die zingt in het licht En de bij zingt de bloei-hagen door; Over stekel en naald, tusschen dorens en blad Zoekt zij zoemend het goudgele spoor. En het honingzwaar huis aan den stengel dat juicht Van geluk als ze binnen zijn vensteren buigt, Waar de blonde kaboutertjes oop'nen den rei _Van den Mei, van den purperen Mei!_ O de beke de beke die huppelt voorbij, Of 't een spelensree makkertje waar', Dat met grillige kransen van sch
PREV.   NEXT  
|<   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41  
>>  



Top keywords:

gewelf

 
purperen
 

morgen

 

voorbij

 

eeuwig

 

smalle

 

kleine

 

wiesen

 
zullen
 

ontwaakte


wijken

 

Zeilen

 

wolken

 

worden

 

ontbonden

 
begeeren
 

ruimer

 

appelaar

 
juicht
 

binnen


vensteren

 

stengel

 

zoemend

 

goudgele

 
honingzwaar
 

blonde

 

grillige

 

kransen

 

makkertje

 

spelensree


kaboutertjes

 

huppelt

 
sneeuw
 
vlucht
 

breidelloos

 

perelaars

 

breiden

 

rozige

 

schuim

 

stekel


dorens

 
tusschen
 

ruischt

 

Werden

 

juichende

 

takkenschaar

 

bruist

 

wereld

 
stijgen
 
schepper