ns de tijding dat zij de
lichamen onzer ongelukkige reisgezellen hadden gezien, onbewegelijk op
de sneeuw uitgestrekt. Het was Zaterdag; zij stelden ons dus voor,
des Zondagsavonds op weg te gaan, ten einde des Maandagsmorgens
vroeg het plateau van den gletscher te bereiken. Ik sprak daarover
met mijn landgenoot, den Rev. Cormick; en daar wij ook zelfs de meest
onwaarschijnlijke kans van behoud niet wilden veronachtzamen, besloten
wij reeds des Zondagsmorgens op weg te gaan. Maar geen van de gidsen
van Zermatt wilde met ons medegaan, omdat zij de vroegmis niet durfden
verzuimen. Voor meer dan een onder hen was dit een harde strijd;
Pieter Perrn verklaarde uitdrukkelijk, met tranen in de oogen, dat
dit de eenige reden was, waarom hij zich niet bij ons kon aansluiten
om zijne oude makkers te gaan opzoeken. Maar onze landgenooten
kwamen ons te hulp. De Rev. J. Robertson en de heer Phillpotts waren
bereid met ons te gaan, met hun gids Franz Andermatten; een andere
Engelschman stelde de gidsen Joseph Marie en Alexander Lockmatter te
onzer beschikking. Frederic Payot en Jean Tairraz van Chamonix boden
zich ook aan als vrijwilligers om den tocht mede te maken.
"Wij vertrokken dus den 16den, des Zondagsmorgens vroeg, ten twee
uren, en volgden tot aan den Hoernli denzelfden weg, waarlangs wij den
vorigen Donderdag getogen waren. Van daar daalden wij rechts af, en
klommen toen omhoog tusschen de spitsen en naalden van den gletscher
van den Matterhorn. Ten half negen hadden wij het bovenste plateau
van den gletscher bereikt, en bevonden wij ons in het gezicht van de
noodlottige plek, waar de lijken onzer ongelukkige makkers moesten
liggen. Elke gids nam op zijn beurt den kijker, en reikte dien zwijgend
aan zijn buurman over, terwijl eene akelige bleekheid zijn gelaat
overtoog. Alle hoop was verloren. Wij traden naderbij. Daar lagen zij
op de sneeuw, in dezelfde volgorde, waarin zij naar beneden gegleden
waren. Croz een weinig naar voren; Hadow dicht bij hem; en vervolgens
op eenigen afstand daarachter Hudson; maar van lord Francis Douglas
was geen spoor te ontdekken: later vond men van hem slechts een paar
handschoenen, een gordel en een laars. Wij begroeven de lijken in de
sneeuw, op de plaats zelve waar wij ze gevonden hadden, aan den voet
der hoogste piramide van den majestueuzen berg der Alpen.
"Croz en de drie verongelukte toeristen waren aan elkander vastgebonden
geweest met het touw van Manille of met een ander even ster
|