FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136  
137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   >>   >|  
verliet ik met haar de herberg. Nauwelijks waren wij de stadspoort uit, toen Lodewijk ons, met zijn lakei achter zich, voorbijreed. Hij deed zijn groet vergezeld gaan met een spotachtigen glimlach, en bleef langzaam voor ons uit rijden. Toen wij de laatste brug der vestingwerken hadden verlaten en de trekschuit in 't gezicht kregen, zag ik hem weder ophouden en eenige woorden wisselen met iemand, die zich nabij de klep van de schuit hield; waarna hij in vollen draf verder reed. Wij waren spoedig aan de plaats der afvaart, waar de kruier zich met mijn goed bevond en mij het roefbriefje ter hand stelde. Amelia ging dadelijk naar binnen; wat mij betreft, ik bleef een oogenblik de oplading der goederen gadeslaan, toen mij de persoon naderde, met wien ik Lodewijk had zien spreken en dien ik terstond voor Simon herkende. Hun onderhoud deed bij mij een vermoeden ontstaan, hetwelk zich later bevestigde; doch dat ik mij wel wachtte aan Amelia mede te deelen, ten einde haar niet nutteloos te verontrusten. "Whelkom, meneer Hijk!" zeide Simon: "phen je nog 'ier? Me dacht, je zat hal 'oog en droog te Hamsterdam? Ken ik thoch niks an je kwijt worden? Niet?--Nou! dhaarom zei je thoch ghezond blijven. Has ik je dan reis weerzie met ghezondheid?" Het vertrek der schuit maakte een einde aan de rede van Simon, die een plaats nam op de voorplecht, terwijl ik met Amelia in de roef ging zitten. Ik zag aan de koele en gestrenge uitdrukking van haar gelaat, dat mijn gedrag eenige verontschuldiging vereischte, en ik moest bij mijzelven erkennen, dat zij reden had, ontevreden over mij te zijn. Ik sprak haar dus, eenigen tijd nadat de schuit van wal had gestoken, op de volgende wijze aan: "Ik vrees, Mejuffrouw, dat gij mij beschuldigt, van weinig te beantwoorden aan het vertrouwen, door uw Heer vader in mij gesteld." "Mijnheer!" antwoordde zij, "ik heb het recht niet, u eenige verwijtingen te doen. Ik gevoel zeer wel, hoe moeilijk de toestand was, waarin de ontmoeting van een bekende u moest brengen; en het doet mij van harte leed, dat gij u om mijnentwille wellicht onaangenaamheden op den hals haalt." "Uwe goedheid," zeide ik, "behandelt mij meer grootmoediglijk dan ik verdien; maar waarlijk, gij hadt recht gehad, een andere handelwijs van mij te verwachten. Geloof echter, dat, zoo ik niet terstond den Heer Blaek voor zijn onbeschaamdheid bestrafte, zulks slechts daarom was, omdat ik hoopte dat hij voor ons vertrekken zoude: en
PREV.   NEXT  
|<   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136  
137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   >>   >|  



Top keywords:

schuit

 

eenige

 

Amelia

 

plaats

 

terstond

 

Lodewijk

 

gestoken

 

volgende

 

eenigen

 

Mejuffrouw


daarom
 

vertrouwen

 

beantwoorden

 
ontevreden
 
stadspoort
 
beschuldigt
 

weinig

 
voorplecht
 

terwijl

 

zitten


ghezondheid

 

vertrek

 

maakte

 

vertrekken

 

mijzelven

 

erkennen

 

hoopte

 

vereischte

 

verontschuldiging

 

gestrenge


uitdrukking
 
gelaat
 
gedrag
 

gesteld

 

Mijnheer

 

grootmoediglijk

 

verdien

 

waarlijk

 
behandelt
 
goedheid

onbeschaamdheid

 

bestrafte

 
echter
 

andere

 
handelwijs
 

verwachten

 
Geloof
 

verliet

 

onaangenaamheden

 
gevoel