te
zien; maar hij hoopt mettertijd en zonder bloedstorting allengs dit doel
te bereiken. Laat de Kerels iets bedrijven dat onzen graaf bijzonder
mishaagt,--wij zullen er voor zorgen,--dan zal hij onmiddellijk doen wat
de koning van Frankrijk en wat al de ridders hem raden, dit is te zeggen
de Kerels verpletten en voor altijd in dienstbaarheid slaan."
"De Kerels verpletten?" herhaalde Rijkaard. "Het is zoo gemakkelijk
niet. Welk ijselijk bloedbad!"
"Neen, geen bloedbad, mijn vriend. Weet gij wel dat wij, Vlaamsche
ridders, met onze wapenknechten, in het Fransche leger wel tienduizend
sterk zijn[29]? Wat zouden de Kerels kunnen doen, indien eene macht van
tienduizend krijgslieden in de Ambachten verscheen, om daar al te
verpletteren wat weerstand zou durven bieden? En ware dit ontoereikend,
is geheel het Fransche leger niet daar om ons te helpen."
"Het Fransche leger zou u helpen tegen de Kerels?"
"Ja, zeker."
"Maar onze heer graaf zou het beletten."
"Nu misschien, inderdaad; maar wij kennen zoovele middelen om de Kerels
tot onvoorzichtigheid aan te drijven en den graaf tegen hen verbolgen te
maken!... Kom, kom, mijn vriend Rijkaard, het is ten einde met de
Kerels. Geen grond zonder heer. De Kerels zullen den graaf dienstbaar
gemaakt worden, en willen die vermaledijde Blauwvoeten den nek onder het
juk niet buigen, welnu, dan zal men ze vernietigen en hun land met een
min onplooibaar ras bevolken."
Rijkaard Van Woumen schouwde ten gronde en schudde kommervol het hoofd.
"Ha, ik wist wel dat gij eindelijk den afgrond zoudt erkennen waarin
gij, door onwetendheid der zaken, u en uw onnoozel kind ging storten!"
riep Tancmar zegevierend uit. "Laat ons nu vooronderstellen dat jonkver
Placida met Robrecht Sneloghe getrouwd zij, op het oogenblik dat de
Kerels tot den staat van onvrije lieden worden verlaagd. Uwe dochter zou
dus het lot van het veroordeeld geslacht moeten deelen? Gij zelf zoudt
in dezen strijd de zijde der Kerels moeten kiezen tegen den graaf en
tegen de ridders van Frankrijk en van Vlaanderen. De banden des bloeds
zouden u er toe verplichten; want gij zoudt van der Keerlen maagschap
zijn."
"Veroordeeld geslacht? De Erembalds?" mompelde Rijkaard verschrikt.
"Meent gij macht genoeg op den graaf te hebben om hem de Erembalds in de
vervolving te doen begrijpen?"
"Ik twijfel er niet aan", was het vaste antwoord. "Er is in alle
gebeurtenissen eene natuurlijke volgorde die mij het recht geeft te
den
|