volg, die Placida's vader er toe hebben overgehaald. Hoe het
zij, ooms, nu het lot mij de vrijheid heeft teruggeschonken, moet ik het
u verklaren: ik bemin Dakerlia Wulf, en geene andere vrouw op aarde
wordt ooit mijne bruid!"
"Maar, maar het afbreken met jonkver Placida, met het machtige huis der
Van Woumen kan niet beslissend zijn", morde de proost, spijtig het hoofd
schuddende.
"Het is beslissend en onherroepelijk", bevestigde Robrecht.
"Wij zullen mher Van Woumen gaan spreken", zeide de kastelein. "Hij zal
erkennen dat hij de speelbal is van arglistige vijanden der Kerels en
dat men hem heeft bedrogen."
"Nutteloos, nutteloos", wedervoer Robrecht. "Wat men te Rijssel heeft
besloten zal men hier niet veranderen. Daarenboven, ik weiger volstrekt
alle nieuwe poging. Er is voor den man die zich zelven eerbiedigt een
grenspaal aan het geduld en aan de vrijwillige vernedering. Men verwijt
mij in sher Rijkaards Steen dat ik een Kerel ben. Welnu, deze Kerel
buigt het hoofd niet voor trotschaards die zijn geslacht misprijzen!"
"Het wordt duister in onze toekomst!" zuchtte de proost met mismoed. "Ik
had op onze verbintenis met het machtige geslacht der Van Woumens mijne
schoonste hoop gebouwd. Tancmar zegeviert alweder over al mijne
berekeningen, over al mijne moeite! Nu zal Rijkaard Van Woumen ons zeker
een onverzoenbare vijand worden?"
"Toch niet, heer oom", antwoordde Robrecht. "Men heeft jonkver Placida
doen veinzen dat zij dit huwelijk door eigene beweging verbreekt, om ons
geene redenen tot vijandschap tegen mher Van Woumen te geven. Placida
heeft mij zelfs verzekerd dat haar vader u zal komen spreken om zich bij
u te verschoonen."
"Maar is het zoo, mijn neef, laat mij nog eene poging bij hem
beproeven."
"Neen, neen, oom, ik heb u gehoorzaamd en mijnen plicht gedaan. Nu wil
ik van dit huwelijk niet meer hooren en ik bevestig het u nog eens:
Dakerlia Wulf wordt mijne bruid!"
"Eilaas, kan het anders niet!... Wij zullen zien nochtans."
"Ik heb haar reeds mijne beloftegift aangeboden."
"Hoe? wat zegt gij? En zij heeft ze aanvaard?"
Mher Sneloghe knikte bevestigend.
"Alles, alles mislukt ons!" klaagde de oude Bertulf. "Er drijft een
onweder boven onze hoofden te zamen. Wanneer zal het losbarsten? Ik weet
het niet. Misschien is het nog af te keeren, ondanks wederwaardigheid en
tegenspoed. Voorzichtig moeten wij zijn en waakzaam als de zeeman die
zijn schip door golven en klippen in de haven hoopt t
|