FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114  
115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   >>   >|  
ij bedaarde even spoedig en sprak: "Placida, een man zou mij die beschuldiging niet ongestraft toesturen; in u evenwel eerbiedig ik niet alleen mijne verloofde, maar tevens de vrouw. Men heeft u bedrogen, ongetwijfeld; men heeft kwaad van mij gesproken en gij, gij hebt het geloofd! Ik had recht op meer vertrouwen van uwentwege. Mijne valschheid! Gij acht mij valsch?" Jonkver Van Woumen bleef eene korte wijl stilzwijgend, als raapte zij hare stoutheid of hare gemoedskracht te zamen tot het uitvoeren van een gewichtig besluit. "Neen, beweer niet, heer, dat gij u oprecht jegens mij gedraagt", zeide zij. "Hoe? gij laat mij gelooven dat ik uwe genegenheid geheel zal bezitten? Ik aanvaard uwe hand.--Ah, dit zou men geene valschheid moge noemen?--Wetens en willens veroordeelt gij mij om mijn treurig leven te slijten met eenen echtgenoot wiens gedachten verre van mij zijn en die het mij nimmer vergeven zou aan zijne zijde de plaats eener andere vrouw te hebben ingenomen. Het is zulk lot dat gij mij wilt bereiden?" Robrecht werd door deze onverwachte aantijging diep getroffen. Hij zag de jonkvrouw zwijgend en met verbaasden blik aan. "Het is dus waar! Gij bekent het!" kreet zij met eenen spotlach. Eenen geweldigen strijd doorstond de jonge ridder. Hij voelde zich bloedig gekwetst en worstelde tegen zijne mannelijke waardigheid die hem aandreef om den hoon af te weren; maar dan overwoog hij hoe zijn oom en al de zijnen hem zouden beschuldigen van lafheid of van zelfzucht, indien hij eenige redenen gaf tot het verbreken der huwelijksbelofte. Dan zouden de Erembalds in Rijkaard Van Woumen niet eenen machtigen vriend, maar eenen onverzoenbaren vijand vinden, en hij, Robrecht, zou misschien de schuld van der Keerlen verderf zijn. Deze gepeinzen sloegen hem met droefheid en spoorden hem aan tot eindeloos geduld. "Jonkver Placida", zeide hij zonder driftigheid, "onze ouders hebben geoordeeld dat een huwelijk tusschen ons wenschelijk was voor het welzijn van beide geslachten. Zij hebben onze harten niet geraadpleegd; zij konden het niet doen, wij kenden elkander nauwelijks. Wat mij betreft, ik heb uit plichtgevoel die verbintenis aanvaard met de hoop, bijna met de zekerheid dat ik u zou beminnen. God heeft u begaafd met schoonheid ..." "Hoe kondet gij dit hopen, heer?" onderbrak Placida, "dewijl uw hart geheel is ingenomen door hetzelfde gevoel voor eene andere vrouw?" Robrecht, gemarteld door eene pijnlijke verlegenhe
PREV.   NEXT  
|<   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111   112   113   114  
115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   >>   >|  



Top keywords:
Placida
 

Robrecht

 

hebben

 
valschheid
 

Woumen

 

ingenomen

 

andere

 

Jonkver

 

geheel

 

aanvaard


zouden

 
vijand
 

vinden

 
vriend
 
onverzoenbaren
 

Rijkaard

 

Erembalds

 

huwelijksbelofte

 

machtigen

 

verbreken


lafheid

 

waardigheid

 

mannelijke

 

aandreef

 

worstelde

 
voelde
 

bloedig

 

gekwetst

 

misschien

 

beschuldigen


zelfzucht

 

indien

 
eenige
 

zijnen

 

overwoog

 

redenen

 

ouders

 

verbintenis

 

zekerheid

 

beminnen


plichtgevoel
 
nauwelijks
 

elkander

 

betreft

 

begaafd

 
gevoel
 

hetzelfde

 
gemarteld
 
pijnlijke
 

verlegenhe