FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111  
112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   >>   >|  
hij opgestaan en heeft mij gezegd dat hij na den middag jonkver Placida een bezoek zal brengen. Ik hoor wel aan den treurigen toon zijner stem dat dit bezoek hem onaangenaam is; maar hij kan het niet uitstellen. Mher Rijkaard Van Woumen, die onzen heer graaf tot Rijssel heeft vergezeld, moet dezen morgen teruggekeerd zijn; en gij begrijpt wel, Dakerlia, dat Robrecht niet mag nalaten hem te gaan begroeten. Nu zou ik moeten huiswaarts keeren; ik ben slechts gekomen om te vernemen hoe het met u gaat." "Gij verlaat mij reeds? Ach, Witta, dan ben ik weder zoo gansch alleen! Blijf, ik smeek u!" "Onmogelijk, mijn broeder staat gansch gereed om zijn bezoek bij mher Rijkaard te brengen." "Wat doet het? Hij zal daarom niet laten uit te gaan. Heb medelijden met mij!" "Ik kan niet blijven, Dakerlia. Mijn broeder wacht mij." "O, God!" riep jonkver Wulf eensklaps met blijdschap, "het is dus Robrecht die u tot mij gezonden heeft? Gij zeidet dat hij nooit meer van mij spreekt ... en hij wacht om te weten hoe het met mij gaat! O, bevestig mij in die hoop!" "Welaan, ja, hij is bekommerd over uwe gezondheid. Laat mij nu vertrekken: ik zal in den morgen hier wederkeeren." "Ga, ga, spoedig!" murmelde Dakerlia, hare vriendin bij de hand tot de deur lijdende. "Stel hem gerust; verzeker hem dat mijne gezondheid niet in het minste is bedreigd. Dat ik droef ben en onder eene diepe smart gebukt lig, zeg hem dit niet; hij zal het wel voelen aan zijn eigen hart. Tot straks, tot straks!" Jonkver Sneloghe haastte zich naar hare woning. Toen zij binnentrad, vond zij haren broeder in de zaal zitten, met den blik nederwaarts en zoo diep in zijne overweging bedolven dat hij het hoofd slechts ophief toen zij voor hem stond. "Welnu, zuster?" vroeg hij. "Zij is veel beter, broeder; zij zal niet ziek worden." "De goede God zij er om geloofd!" murmelde Robrecht. Na een oogenblik stilte zeide hij, als sprake hij tot zich zelven: "Wel gebiedt de plicht mij nimmermeer aan haar nog te denken; maar ik ben toch mensch en heb geen steenen hart. Vreezen dat de trouwe vriendin onzer kindsheid van treurnis kan verkwijnen, en alle medelijden in onzen boezem moeten versmachten, het is iets dat mijne krachten te boven gaat. Is deze zwakheid een zondig vergeten van den plicht, de hemel zal mij vergiffenis schenken in aanzien mijner onderwerping aan zijn besluit." Robrecht had deze woorden op zulken lijdzamen, smartelijken toon gesproken,
PREV.   NEXT  
|<   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   110   111  
112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   >>   >|  



Top keywords:

broeder

 

Robrecht

 

bezoek

 
Dakerlia
 

gezondheid

 

slechts

 

moeten

 

medelijden

 
gansch
 

plicht


jonkver

 
vriendin
 

brengen

 
Rijkaard
 

straks

 

morgen

 

murmelde

 
gebukt
 

zuster

 

woning


binnentrad

 
worden
 

Sneloghe

 

Jonkver

 

voelen

 

zitten

 
nederwaarts
 

ophief

 
bedolven
 

overweging


haastte

 

zwakheid

 

zondig

 

vergeten

 
krachten
 
boezem
 
versmachten
 

vergiffenis

 

schenken

 

zulken


lijdzamen

 

smartelijken

 
gesproken
 

woorden

 

aanzien

 

mijner

 
onderwerping
 

besluit

 

verkwijnen

 

treurnis