an 1933 verslag uitbrachten, deelden zij mee:
"Thans volgen de rapporten, zoals die bij deputaten ingebracht werden door de drie
missionarissen, met weglating van de algemene opmerkingen waarin de missionarissen
over het lijden van het Jodendom en de reactie daarop in Joodse en Christelijke
kring praten." [1.8]
c. Over synodes en deputaatschappen
De Hervormde geschiedschrijver H.C. Touw schrijft Synode, met een hoofdletter;
de Gereformeerde Th. Delleman daarentegen schrijft synode zonder hoofdletter.
Dat is niet toevallig. De inrichting van de diverse kerkgenootschappen vertoont
op bepaalde punten onderling verschillen, bij voorbeeld wat betreft de taak van
de synode. De besluitvorming komt op verschillende wijzen tot stand.
<24>
In het volgende vertellen we iets over de structuur van de Gereformeerde Kerken
in Nederland. Het meervoud (kerken!) is veelbetekenend: men hecht veel waarde
aan de zelfstandigheid van iedere plaatselijke kerk (of: gemeente).
Op 1 januari 1940 waren er, volgens het jaarboek van 1940, 788 (plaatselijke)
kerken met 811 dienstdoende predikanten en 652.826 leden, waarvan 331.615
belijdende leden. Er waren dus 321.211 doopleden, toen voornamelijk kinderen.
De toename over 1939 bedroeg 7.687 leden.
Vooral in de grotere plaatsen beschikte een gemeente vaak over meer dan een
kerkgebouw, en meer dan een predikant. Iedere gemeente werd bestuurd door de
kerkenraad: ouderlingen, diakenen en de predikant(en), allen gekozen door (toen
nog alleen de mannelijke) belijdende leden.
De kerkenraad stuurde afgevaardigden (een predikant en een ouderling) naar de
classis: een regionaal verband van kerken dat eens in de drie maanden vergaderde.
Deze classis vaardigde vertegenwoordigers af naar de particuliere (of: provinciale)
synode die eens per jaar een dag vergaderde en dan afgevaardigden naar de generale
(of: nationale) synode koos. Deze vergaderde eens in de drie jaar (tenzij er "enige
dringende nood was om de tijd korter te nemen") enkele dagen en werd dan ontbonden.
Zo was er een synode in 1933 en daarna weer een in 1936.
Er waren 12 provinciale synodes: Limburg en Noord Brabant deden samen, maar
Zuid-Holland en Friesland hadden elk twee particuliere synodes. Iedere provinciale
synode mocht 4 leden afvaardigen naar de generale synode: 2 predikanten en 2
ouderlingen. De generale synode bestond dus uit 24 predikanten en 24 ouderlingen,
plus, als prae-adviseurs, de theologische hoogleraren.
Synode-leden wa
|