tlegging
was zeer aannemelijk.
Volgens hem kon en moest Fix niemand anders zijn dan een agent, door
de leden van de Reform-club aangesteld, om Fogg overal na te gaan,
ten einde te zien of deze de reis om de wereld nauwkeurig en volgens
het overeengekomen reisplan volbracht.
"Dat is zoo; dat kan niet missen!" herhaalde de eerlijke knecht
onophoudelijk, trotsch op zijn doorzicht. "Hij is een spion, dien
deze heeren ons achterna zenden. Dat is toch onwaardig. Die eerlijke,
achtenswaardige Fogg! Hem door een spion te laten bespieden! Dat zal
u duur te staan komen, heeren der Reform-club."
Passepartout besloot, hoe blijde hij ook met zijne ontdekking was,
er niets van aan zijn meester te zeggen, vreezende dat deze zich
gekrenkt zou gevoelen door het wantrouwen van zijn tegenpartij. Maar
hij besloot toch Fix eens bij gelegenheid uit te lachen, zonder zelfs
iets te laten ontglippen, dat hem compromitteeren kon.
Woensdag den 30sten October, des middags, stoomde de Rangoon de Straat
van Malakka binnen, die het schier-eiland van dien naam scheidt van
Sumatra. Bergachtige en steile, maar schilderachtig gelegen eilandjes,
benamen aan de reizigers het gezicht op het groote eiland. Den anderen
morgen, ten tien ure, had de Rangoon reeds een halven dag gewonnen
op den door het reglement bepaalden tijd, en liep zij de haven van
Singapore binnen, ten einde daar een voorraad steenkolen in te nemen.
Phileas Fogg schreef dit voordeel op zijn lijst van winst, en ditmaal
ging hij aan land, vergezeld van Aouda, die haar wensch te kennen
had gegeven om eenige uren te rijden.
Fix, wien elke daad van Fogg zeer verdacht voorkwam, volgde hem zonder
opgemerkt te worden. Een zekere angst kwelde hem onophoudelijk; hij
vreesde dat Fogg, als hij zich op niet-engelsch grondgebied bevond,
daar zou willen blijven; dan was de geheele zaak ongetwijfeld voor
het oogenblik verloren.
Passepartout lachte reeds bij voorbaat bij de gedachte hoe Fix daarin
te werk zou gaan; intusschen bracht hij zijn tijd door om zijn gewone
boodschappen te verrichten.
Het eiland Singapore is niet groot en ook niet indrukwekkend van
voorkomen. Het heeft geen bergen, althans geen steile. Toch is het
in al zijn eenvoud zeer bevallig. Het is een park doorsneden van
tallooze wegen. In een fraai rijtuig, bespannen met vurige paarden,
die uit Nieuw-Holland waren aangebracht, zaten Aouda en Fogg; zij
reden door een dicht palmbosch met prachtig gebladerte, hier en
daar a
|