fleggen en de wind ging al meer en meer liggen. Het
was een onregelmatige bries, grillige windvlagen, die van de kust
kwamen. Zij gingen voorbij en terstond daarop werd de zee weder effen.
Nochtans, het lichte vaartuig met zijne hooge dunne zeilen, ving
die vlagen zoo goed op, dat John Bunsby, dank zij de medewerking van
den stroom, ten zes ure geen tien mijlen meer verwijderd was van de
rivier Shangai, want de stad zelve ligt op een afstand van minstens
twaalf mijlen boven de monding.
Ten zeven ure was men nog drie mijlen van Shangai. Een geduchte
vloek ontsnapte aan de lippen van den schipper. De premie van
tweehonderd pond ging hem ontsnappen. Hij zag Fogg aan. Fogg was dood
bedaard. Nochtans stond zijn gansche fortuin thans op het spel.
Op dat oogenblik toch zag men eene lange zwarte schoorsteen, waaruit
een rookwolk zich ontwikkelde, boven den waterspiegel. Het was de
Amerikaansche stoomboot, die op het bepaalde uur vertrok.
"Verdoemd!" riep John Bunsby, die een wanhopende ruk aan het roer deed.
"Geef het noodsein," sprak Phileas Fogg zeer kalm.
Een klein bronzen kanon stak uit de verschansing van de Tankadere. Het
strekte om signalen te geven bij mistig weer.
Het kanon werd geladen tot den mond, maar op het oogenblik, dat de
schipper de lont bij het zundgat bracht, zeide Fogg:
"Hijsch de noodvlag."
De vlag werd halversteng geheschen. Dit was het teeken dat men in
nood verkeerde en men mocht hopen, dat de amerikaansche mailboot, als
zij dit zag, een weinig van haar koers zou afwijken om het vaartuig
te naderen.
"Vuur," beval Fogg.
En het schot van het kleine kanon dreunde over de watervlakte.
TWEE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Waarin Passepartout bemerkt dat zelfs bij de tegenvoeters het goed
is eenig geld bij zich te hebben.
De Carnatic, welke Hong-Kong den 7den November, 's avonds ten half
zeven ure, verlaten had, stoomde met alle kracht naar Japan. Zij bracht
een groote lading en veel passagiers over. Maar twee hutten aan den
achtersteven bleven onbezet. Het waren die, welke voor Phileas Fogg
opengehouden waren.
Den anderen morgen ontmoetten de reizigers niet zonder eenige verbazing
op den voorsteven een man, met half geopende oogen, waggelenden gang en
met verwarde haren, die uit zijn hut tweede klasse te voorschijn kwam
en al slingerend op een der verschansingen plaats nam. Deze passagier
was Passepartout in eigen persoon. Ziehier wat er was gebeurd:
Eenige oogenblikken nadat
|