groot zeil op, en alle zeilen stonden
vol, en op die wijze kon zij haar maximum van snelheid bereiken. Als
de wind in denzelfden hoek bleef, had zij alle kansen voor zich.
Dien dag verwijderde de Tankadere zich niet ver van de kust, waar de
stroom haar gunstig was. Bovendien, de wind kwam van de landzijde,
waardoor de stroom hier minder sterk was, een voordeel voor den
schoener, want lichte schepen lijden het meest door den zwaren
golfslag.
Tegen den middag ging de bries liggen en de wind liep naar het
zuidwesten om. De schipper deed de vliegers bijzetten, maar na verloop
van twee uren moest hij ze weer wegnemen, daar de wind weder opstak.
Fogg en de jonge dame, die gelukkig geen van beiden zeeziek waren,
aten met smaak de ingelegde spijzen en de scheepsbeschuit. Fix werd
uitgenoodigd om aan hun diner deel te nemen en hij moest het aannemen,
daar hij wist dat een mensch even goed als een schip lading moest
innemen; maar het hinderde hem. Te reizen op kosten van dien man, zich
te voeden met diens eigen levensmiddelen, vond hij deloyaal. Nochtans
at hij, niet veel, wel is waar; maar enfin hij at!
Toen echter het diner was afgeloopen, meende hij een woord met Fogg
te moeten spreken. Hij riep hem terzijde en begon:
"Mijnheer...."
Dat "mijnheer" wilde hem bijna niet over de lippen; hij moest zich
bedwingen om dien "mijnheer" niet bij zijn kraag te pakken.
"Mijnheer, gij zijt zoo beleefd geweest om mij den overtocht met uw
schip aan te bieden. Maar, ofschoon mijn vermogen niet veroorlooft
zoo veel uit te geven als gij, wil ik toch mijn deel...."
"Laten wij daarover zwijgen, mijnheer," antwoordde Fogg.
"Toch niet; ik stel er prijs op...."
"Neen, mijnheer," zeide Fogg op een toon, die geen tegenspraak
duldde. "Dat behoort onder de algemeene kosten."
Fix ging heen; hij stikte bijna, en zich over de verschansing aan
de voorzijde van het schip buigende, sprak hij den ganschen dag geen
woord meer.
De vaart was snel en John Bunsby had alle hoop. Vaak zeide hij
tot Phileas Fogg, dat men op den bepaalden tijd te Shangai wezen
zou. Fogg antwoordde slechts, dat hij er op rekende. Bovendien,
de geheele bemanning deed haar uiterste best. De uitgeloofde premie
vervulde allen met lust en ijver. Geen touwtje, of het was gespannen;
geen zeil had een plooitje, geen enkele noodelooze beweging van
het roer. Men zou op een wedstrijd der koninklijke jacht-club niet
strenger te werk zijn gegaan.
Des avonds, toen de sch
|