ekeren."
"Maar waarom?" riep Passepartout uit.
"Luister. Den 28en September l.l. is er eene som van vijf en vijftig
duizend pond aan de engelsche bank ontstolen door een persoon, wiens
signalement men heeft kunnen opmaken. Welnu, zie dat signalement;
het is trek voor trek dat van Fogg."
"Onmogelijk!" riep Passepartout, met zijn stevige vuist op tafel
slaande. "Mijn meester is de eerlijkste man ter wereld."
"Wat weet gij daarvan?" hernam Fix. "Gij kent hem zelfs niet. Gij
zijt bij hem in dienst getreden op den dag zelven, dat hij op reis
ging en hij is in overijling vertrokken onder een allerbelachelijkst
voorwendsel, zonder koffers en met een groote zak bankbiljetten. En
ge durft zeggen, dat hij een eerlijk man is."
"Ja! dat is hij," herhaalde de arme knecht werktuigelijk.
"Wilt gij dan als zijne medeplichtige in hechtenis worden genomen?"
Passepartout hield zijn hoofd met beide handen vast. Hij was
onherkenbaar. Hij durfde den inspecteur van politie niet aanzien.
Phileas Fogg een dief, hij de redder van Aouda, die edelmoedige
man! En toch welk een vermoeden rustte op hem! Passepartout trachtte
de verdenking, die ook bij hem oprees, te weren. Hij kon niet gelooven
aan de schuld van zijn meester.
"En wat woudt gij nu van mij?" vroeg hij aan den inspecteur, een
laatste poging doende om zich te bedwingen.
"Dit," antwoordde Fix. "Ik heb tot hiertoe het spoor van dien Fogg
gevolgd, maar ik heb de volmacht om hem in hechtenis te nemen nog
niet uit Londen ontvangen. Gij moet mij helpen om hem te Hong-Kong
te doen blijven."
"Ik! Ik zou...."
"En dan deel ik met u de premie van twee duizend pond, door de
Engelsche bank uitgeloofd."
"Nooit!" antwoordde Passepartout, die wilde opstaan, maar neerzonk en
gevoelde dat zijn verstand en zijne krachten beiden hem begeven hadden.
"Mijnheer Fix," stotterde hij, "al was alles waar wat gij mij
gezegd hebt, al was mijnheer Fogg de dief, dien gij zoekt, wat ik
ontken ... ik ben in zijn dienst ... ik heb gezien, dat hij goed en
edelmoedig was ... hem verraden ... neen voor al het goud der aarde
... ik ben van een dorp, waar dat brood niet gebakken wordt...."
"Gij weigert?"
"Ik weiger."
"Laten wij het er dan maar voor houden, dat ik niets gezegd heb en
een glas drinken."
Passepartout gevoelde, dat hij hoe langer hoe meer onder den invloed
van den drank kwam. Fix, die begreep, dat hij hem volstrekt van zijn
meester moest scheiden, wilde hem geheel bedwelm
|