haar tijdelijk verblijf, als lei- en krijtlagen, hier zijn
overgebleven, alsook het arduin, porfier en andere minerale rijkdommen te
zien te voorschijn treden, welk gesteente op zijn beurt de
kolenbeddingen[12], die er onder bedolven liggen, overdekt.
[Figuur: Iguanodon gevonden te Bernissart in 1878 (L. 10,50 m., H.
7,50 m.)]
Het dichtbevolkte en goed bebouwde land, zoo druk door handel en door
nijverheid, vormde reeds voor den tijd der groote rijksbanen een zeer
geschikten weg tusschen de ruwe Ardennen en het toen moerassige
noord-westelijk lagere land. Geen wonder dat Middel-Belgie, zoo rijk aan
levensmiddelen, doortrokken werd door talrijke legers en er zoo menige slag
geleverd werd. Hier is een historische grond bij uitmuntendheid: bijna geen
klomp aarde, die niet omgewoeld is door oorlogstuig, niet doorweekt is van
het bloed van landgenoot en vreemdeling.
III. -- Belgische Vlakte. -- Op Middel-Belgie volgt de eigenlijke vlakte,
die grootendeels uit de zee is bezonken. De bouw of samenhang van dien
grond wijzigt het uitzicht, naarmate de slib of klei, het zand of het
aangevloeide steengruis er overheerschen. De oostelijke helft is het
Kempenland, de streek van het diluvium, met zijn schrale zandige heide,
zijn mageren plantengroei, zijn venen en wouden van sparren en dennen. Te
midden van het stuifzand vindt men reeds talrijke oazen met welige akkers.
De westelijke helft van de Belgische laagvlakte zijn de beide Vlaanderen,
die groote overeenkomst met Nederland vertoonen, ook wat de
grondgesteldheid aangaat. Van natuur is de bodem er niet overal vruchtbaar,
slechts een klein deel bestond uit klei, het overige uit zand, moeras,
laagveen en meren. Hoe verder men naar het noorden gaat, hoe meer de grond
vermagert. 't Is slechts ten prijze van inspannenden en langdurigen arbeid,
dat men er toe gekomen is hem te verbeteren, Vlaanderen in een vruchtbaar
land te herscheppen, waar land- en tuinbouw de heerlijkste opbrengsten
leveren. Indien het Land van Waas tegenwoordig den indruk maakt van een
grooten en volkrijken tuin, is het te danken aan een heele vervorming, de
vrucht van eeuwen arbeids. Zonder de stalen vlijt van een taai, volhardend
en geduldig ras, zou die magere grond een heide zijn, de voortzetting der
Kempen.
Er is nog een ander deel van Vlaanderen, dat der polders en der dijken, het
jongste in aardkunde als in geschiedenis. Deze streek was in vroeger tijd
aan gedurige overstroomingen blootgesteld, e
|