n grooter tegenstelling dan die tusschen _Skabelsen_, _Mennesket og
Messias_ en _Norges Daemring_, laat zich niet denken. In _Norges Daemring_
voor het eerst wordt de taal van het jonge Noorwegen tot het voertuig
van scherpe gedachten en scherpe polemiek. Het gedicht bestaat uit 76
sonnetten; de vorm is meesterlijk.
Zoowel in de beheersching van taal en metrum, als in den gedachtengang
herkent men den voorlooper van Ibsen. Een somber beeld van Noorwegen
krijgen wij hier te zien, een gansch andere schildering, dan die, welke
de patriotten gewend waren te geven. Groot en sterk is het land,
krachtig en dreigend verheffen de rotsen zich uit zee en nevel. Maar
tusschen die rotsen zijn plekken, door de natuur begunstigd en rijk
gemaakt. Hoe staat het nu met de bewoners? Heeft het volk oog voor de
schoonheid der natuur? Neen, zijn geheele belangstelling is bij de zorg
voor den dag van morgen, bij visch, bij vee, bij planken. Geen
vleugelslag, geen zang, geen verheffing. De dichter bezoekt in gedachte
de verschillende steden van het land: Kristiania, Kristiansand, Bergen,
Trondhjem;--nergens vindt hij een spoor van geestelijk leven. Wat hij
wel vindt, is bluf. Men bluft op de voorvaderen, maar wat helpen al die
groote herinneringen, wanneer zij niet tot eigen daden aansporen? En
welken zin heeft voorts het geschreeuw der ultra-noorsche patriotten om
vrijheid? Dat is slechts een naschreeuwen van hetgeen in groote landen
geroepen wordt. Doch men vergeet, dat ginds, in die landen, iets is, om
tegen te vechten; daar is dwingelandij en er is dus grond voor
krijgsgeschreeuw. In Noorwegen echter bezit men alle burgerlijke
vrijheid, die denkbaar is. Wat hier ontbreekt, is de vrijheid des
geestes, de wil om te luisteren naar betere klanken dan dat zinnelooze
gebrul. De schreeuwers regeeren; de overigen gaan ongestoord voort, zich
alleen om eten en drinken te bekommeren. Slechts in de hoop, dat eenmaal
daad zal worden, wat nu woorden zijn, zoekt de dichter troost[2].
Adeldom verplicht. De hooge Saga (d.i. de geschiedenis, die de daden der
voorvaderen bericht) vliegt over de bergen en fjorden met haar
waarschuwend woord, waarover het volk zich verwondert:
"Din Hjemstavn, Bonde! er en heilig Jord;
hvad Norge var, det maa han engang vorde
paa Land, paa Bolge og i Folkerang."
(Uw land, boer, is een heilige grond; wat Noorwegen was, dat moet
het eenmaal worden, op land, op de golven en in de rangorde der
vo
|