jornson de zwijgzaamheid der Noorwegers ontdekt
en in de litteratuur gebracht heeft. Inderdaad spreekt hij er niet
zelden over. Maar betracht heeft hij ze niet.
En toch is _Arnljot Gelline_ een mooi gedicht, wanneer men er maar in
zoekt, wat er werkelijk in te vinden is: stemmingen van een aan
stemmingen rijken dichter.
FOOTNOTES:
[Footnote 14: Bjerregaard is thans bijna alleen nog bekend door een
vroolijk stukje, dat hij eenige jaren vroeger (in 1824) had geschreven,
_Fjeldeventyret_, het eerste Noorsche tooneelwerk, wat librettoachtig en
zonder diepte, maar frisch en vrij van litteraire dogma's. Het wordt
thans nog wel met succes gespeeld.]
[Footnote 15: Geschiedenis van Olaf den Heiligen (Noorweegsch koning van
1015-1030) door den IJslandschen geschiedschrijver der 13e eeuw Snorri
Sturlason.]
[Footnote 16: _De Unges Forbund_ is van 1869, dus drie jaar ouder dan
_Kejser og Galilaeer_. Maar reeds sedert 1864 was de dichter met de
historische studien voor zijn groot drama bezig.]
3. _Het hooggespannen Idealisme_.
In 1834 had Welhaven gevraagd, wat de herinnering aan een groot
voorgeslacht baat, wanneer zij niet tot eigen daden aanspoort. In de
jaren 1860-70 zouden dergelijke tonen klinken, maar nog scherper en nog
meer op den man af. Een bijzonder geluid zouden zij krijgen door
politieke gebeurtenissen, die de tegenstelling tusschen droom en
werkelijkheid in een pijnlijk licht zouden stellen.
De romantiek had de poezie ver van de werkelijkheid weggevoerd. Den
helden uit de oudheid kon men de eigenschappen toedichten, die men
wilde. Men kon hen laten bezield zijn door groote hartstochten en groote
gedachten; zelfs hun misdaden konden het gevolg zijn van gebreken, die
nu eenmaal met groote karakters onafscheidelijk verbonden waren. Ook de
maatschappij, waarin zij geleefd hebben, behoorde tot het verleden; de
dichters konden die vormen, zooals zij wilden. Maar voor dichters, die
niet geheel in eene fantastische wereld leefden, lag de vergelijking met
de werkelijkheid voor de hand. En wanneer men daartoe overging, waren
verder twee dingen mogelijk. Of men bracht het oude type korter bij dat
van den eigen tijd en dempte zoodoende de kloof. Zoo deden eigenlijk van
den beginne af die poeten, voor wie de oudheid slechts costuum leverde.
Op deze wijze was het mogelijk, de romantiek voort te zetten. Maar dan
was het ook niet veel meer dan een spelletje. Of men legde den maatstaf
der geidealiseerde helden
|