-romantiek werkte in deze richting mee. Er openbaart
zich hier in de romantiek zelf een tegenstelling tusschen twee
richtingen. Voor de eene--en dit is de richting der
huldre-romantiek--bevat het bijgeloof zelf diepere waarheden,--ook
Asbjornsen heeft in zijne natuurmythische beschouwingen deze zienswijze
gehuldigd,--voor de andere zijn de ware objecten voor onze
belangstelling de dragers der bijgeloovige voorstellingen, dus menschen,
en deze richting loopt uit op menschenstudie en zoodoende op realisme
in den modernen zin. Het is dezen weg, dien Asbjornsen in enkele stukken
gegaan is. Er ontstond zoodoende een nieuwe tegenstelling, die zich in
de volgende periode met kracht zou openbaren. Welhaven's idealisme wordt
voortgezet in de richtingen, die tot ca. 1870 domineeren, Asbjornsen's
realisme in de denkbeelden, die dan plotseling aan alle zijden tot
doorbraak komen.
Deze tegenstelling werd in den beginne niet zoo sterk gevoeld; de punten
van aanraking treden sterker op den voorgrond dan de punten van
verschil. Welhaven heeft zich ook sterk geinteresseerd voor de
verzamelingen van Asbjornsen en Moe en ook wel raad gegeven voor de
behandeling der stof. Maar groot is zijn invloed niet geweest. Zijn
behandeling der taal was ook een andere. Hij is geen vriend van
populaire wendingen. En daarmee gaat zijn sympathie voor Deensche
letterkunde en taal gepaard. Zijn taal zelf is het meest Deensche
Noorsch van den tijd. Toch ondergaat hij onwillekeurig den invloed van
de stof, die hij uit de Noorsche tradities opneemt, en doet hij dus een
stap mede in de richting van de vernoorsching der taal, die gedurende de
geheele eeuw allengs tot stand kwam. Bij hem bestaat de Noorschheid
vooral in den stijl; de woordenkeus blijft in hoofdzaak Deensch.
In 1840 werd Welhaven lector,--later (1846) professor in de
philosophie, welk ambt hij tot 1868 bekleedde. Ofschoon hij over het
vak, waarin hij aangesteld was, geen werken van beteekenis heeft
nagelaten, heeft hij door de macht van zijn persoonlijkheid op het
jongere geslacht een sterken invloed geoefend. Als litteratuur-criticus
is hij vruchtbaar geweest; hier toont hij zich meer philosoof dan
historicus. Daarom geven zijn wetenschappelijke werken ons een
duidelijker voorstelling van den blik, dien hij op litteratuur had, dan
van de omstandigheden, waaronder andere werken tot stand gekomen zijn.
Hij stierf in 1873.
Ook Jorgen Moe, dien wij hierboven als verzamelaar hebben leeren kenne
|