n,
is als zelfstandig dichter opgetreden. Hij sluit zich geheel bij de
natuurromantische richting aan. Zijn gedichten kenmerken zich door
eenvoud en religieusiteit.
Natuurgevoel, belangstelling in volksleven, religieusiteit, veelal ook
melancholie zijn de romantische trekken van den tijd. Wij vinden deze in
verschillende combinaties terug bij de overige schrijvers en dichters
der periode. Uit een grooter aantal worden er hier een paar genoemd. Tot
de natuurbeschrijvingen moet gerekend worden Bernhard Herre's _En Jaegers
Erindringer_, na zijn dood in 1850 uitgegeven. Tot de klasse der
schilderingen van het volksleven behoort Ostgaard's _En Fjeldbygd_. Het
boek staat onder den invloed van Asbjornsen's vertellingen, maar hij
miste de schrijversgave van zijn voorbeeld. Daartegenover bezat hij eene
zeer groote kennis van zijn onderwerp en wist door het mededeelen van
talrijke details aan zijn werk blijvende waarde te geven. Daardoor doet
hij een nieuwen stap in de richting van het realisme. Maar men kan
twijfelen, of het boek wel tot de poetische litteratuur gerekend kan
worden. Aan Auerbach, wiens 'Dorfgeschichten' hij op raad van Asbjornsen
las, en van wien hij ook een en ander vertaald heeft, ontleent hij het
denkbeeld, om zijn zedenschilderingen op te hangen aan den kapstok van
eene vertelling; afgezien daarvan is het werk eer een verhandeling.
Voorts komt hier in aanmerking Hans Schultze, die een reeks vertellingen
schreef, samen uitgegeven onder den titel _Fra Lofoten og Solor_,
interessant ook hierdoor, dat hier, voor zoover van Lofoten sprake
is,--Solor ligt in het binnenland--de bewoners der eilanden hun eerste
intrede in de letterkunde doen. In zooverre is Schultze een voorganger
van Jonas Lie.
Tot de bovengenoemde groep van vertellingen behooren ook Bjornson's
boerennovellen. Maar zij nemen een bijzondere plaats in.
Bjornstjerne Bjornson is in 1832 geboren als zoon van een
dorpspredikant. Vroeg toonde hij neiging en gaven, om aanvoerder te
zijn, en zijn vader, die dit bemerkte, zond hem vroeg naar Kristiania,
waar hij een tijd lang Heltberg's "studentenfabriek" bezocht--zie
hierover meer in Hoofdstuk IV--en in 1852 student werd. Reeds te voren
had hij een--onrijp--tooneelstuk geschreven; sedert 1854 schrijft hij
regelmatig in dagbladen en maakt veel beweging in de hoofdstad, in 1856
bezoekt hij een studentencongres in Upsala, waar het nieuwe
Skandinavisme werd beklonken, en onder den invloed van de opwindi
|