in de geluidlooze
kussetjes van zijne ellebogen.
--"Anatole," zei hij, "daar is kans voor, 'k en zeg niet neen. Maar 'k
zal u iet zeggen. Ge zijt een goede vriend van me. Mijnheer Lazare is
ook een goede vriend. Kent ge Mijnheer Lazare? Hij is een uitsluitelijke
en strenge hoogpriester van Jesus-Christus. Hij geeselt mij met de
woorden van God. Gij bekoort mij met de lieftaligheid van dees driftig
leven. Gij straft mij met mijne kleine gebreken. Nu wil ik u iet zeggen.
Wat zijn wij? Wij, met ons beide die hier aan het zuipen zitten, en die
andere rond ons, dewelke vroolijk zijn. Wat zijn wij al te gare? Bekijk
de sterren en hunne onverbiddelijke harmonie. Hoe grootsch! Bekijk de
ordonnantie van onze aarde, de loop der seizoenen, het evenwicht van
lucht en grond en wateren, de voortdurigheid van al die wondere
rythmen.... Hoe grootsch! Is het niet waar? Denk daar een oogenblik aan
terwijl ge hier zit met mij. En bekijk dan het bedrijf van alle levende
dieren: de leeuw die zijne prooi zoekt, het lam dat graast, de arend die
jaagt op buit, de duif die cirkelt boven de vredige huizen, de visschen
die ondereen zoo aardig doen (ik spreek van den snoek, die alles doodt,
en van het roodvischje, dat prachtig in den helderen bokaal
rondzwemmelt), de vlinders en de lieve goudvliegkens, de spinnekop die
biddend loert binnen de raderen van haar verraderlijk net en daarbij,
Anatole, het onzichtbaar gepeupel: de beestjes die ziekten brengen en
de beestjes die ziekten afweeren ... bekijk dat ook alles eens met
aandacht.... En dan zegt gij: er zijn er zus en er zijn er zoo, en dus
is leven een groote strijd van krachten. De maan, die draait rond de
aarde, medegesleurd door haar, heeft tegelijk op haar een vertragende
werking, dat is strijd. De wateren die in hitte tot dampwolken opvliegen
en door kilte weer tot wateren vallen, dat is strijd, Anatole. De dieren
die vechten. De menschen die vechten. De menschen die vechten in passies
van allerhande aard. De menschen die sterk zijn, en de menschen die zwak
zijn. De menschen die verstandig zijn en de menschen die dom zijn. De
menschen die deugdelijk zijn en de menschen die geen zedenwetten
kennen.... Och! Och! is dat geen strijd, Anatole? En strijd is het leven
zelf. En strijd is de mirakelachtige harmonie. En strijd is waarachtig
de wet van God, Anatole. Ik ben een soort vrak, en gij zijt een soort
lusteling, en Lazare is een soort hyper-asceet. Wij zijn alle drie
noodzakelijke elementen
|