den luchtdichtheidsmeter. Wat wijst
hij aan?"
"Eene aanzienlijke drukking."
"Goed. Gij ziet, dat wij door zachtjes te dalen ons langzamerhand aan
de dichtheid dezer dampkringslucht gewennen en er niet onder lijden."
"Op wat oorpijn na."
"Dat is niets. Dat onbehaaglijke gevoel kunt gij doen verdwijnen
door de buitenlucht snel in gemeenschap te brengen met de lucht in
uwe longen."
"Zeer goed," antwoordde ik, vast besloten zijnde om mijn oom niet
verder tegen te spreken. "Het verwekt zelfs een waar genoegen, als
men zich zoo gedompeld voelt in dezen dichteren dampkring. Hebt gij
wel opgemerkt, met hoeveel kracht het geluid zich voortplant?"
"Zonder twijfel. Een doove zou hier eindelijk opperbest gaan hooren."
"Maar die kracht zal zeker nog toenemen?"
"Ja, volgens eene vrij onbepaalde wet; het is waar, dat de
zwaartekracht verminderen zal, hoe lager wij komen. Gij weet, dat hare
werking zich het sterkst doet gevoelen aan de oppervlakte der aarde,
en dat de voorwerpen in het middelpunt van den aardbol geene zwaarte
meer hebben."
"Ik weet het; maar zeg mij, zal deze lucht eindelijk niet de dichtheid
van het water krijgen?"
"Zonder twijfel, onder eene drukking van zeven honderd en tien
dampkringen."
"En lager?"
"Lager zal die dichtheid nog toenemen."
"Hoe zullen wij dan dalen?"
"Dan zullen wij steenen in onze zakken stoppen."
"Op mijne eer, oom! gij hebt voor alles een antwoord klaar."
Ik durfde mij niet verder wagen op het veld der veronderstellingen,
want ik zou nogmaals gestooten hebben op de eene of andere
onmogelijkheid, die den professor razend zou gemaakt hebben.
Het was echter duidelijk, dat de lucht onder eene drukking, die tot
duizenden dampkringen kon stijgen, eindelijk tot den vasten toestand
moest overgaan, en aangenomen zelfs dat onze lichamen dit konden
doorstaan, dan zouden wij toch de onderneming hebben moeten opgeven
in spijt van alle redeneeringen van de wereld.
Maar ik kwam met dit bewijs niet voor den dag. Mijn oom zou mij weder
geantwoord hebben met den eeuwigen Saknussemm, een vroeger geval
zonder eenige waarde; want al hield men de reis van den geleerden
IJslander ook voor echt, zoo was er toch nog eene zeer eenvoudige
zaak tegen in te brengen, namelijk:
In de zestiende eeuw waren de barometer en de luchtdichtheidsmeter
nog niet uitgevonden; hoe had Saknussemm dan kunnen bepalen, wanneer
hij het middelpunt van den aardbol had bereikt?
Maar ik hield deze te
|