ik zal verplicht zijn om het te verbranden."
"Mijn schip verbranden!"
"Ja, ten minste het bovengedeelte, want wij hebben geen brandstof
meer."
"Mijn schip verbranden!" riep kapitein Speedy, die ter nauwernood de
woorden kon uitspreken, "een schip, dat 50,000 dollars waard is!"
"Hier hebt gij er 60,000," antwoordde Phileas Fogg den kapitein een
tros bankbiljetten voorhoudende.
Dit maakte een onbeschrijfelijken indruk op Andrew Speedy. Op een
Amerikaan maken 60,000 dollars altijd zekeren indruk. De kapitein
vergat oogenblikkelijk zijn toorn, zijne gevangenschap en al zijne
grieven tegen zijn passagier. Zijn schip was twintig jaar oud. Het
was eene schitterende zaak. De bom kon niet meer springen. De heer
Fogg had de lont verwijderd.
"En het ijzeren karkas en de machine, mijnheer. Is de zaak in orde?"
"Geheel in orde."
Andrew Speedy nam oogenblikkelijk den tros met bankbiljetten aan en
deed die in zijn zak verdwijnen.
Bij dit onderhoud werd Passepartout doodsbleek. Wat Fix betreft, hij
dacht een beroerte te krijgen. Weder werden 12,500 pond weggegooid en
bovendien liet die Fogg het geraamte van het schip en de machine aan
den verkooper, terwijl deze juist de geheele waarde van het schip
uitmaakten. Maar daartegenover stond, dat de diefstal aan de bank
vijf en vijftig duizend pond sterling bedroeg.
Toen Andrew Speedy het geld had opgestoken, zeide Fogg:
"Wat gij ziet, mijnheer, verwondere u niet. Gij moet weten dat ik
twintig duizend pond verlies, wanneer ik den 21sten December, kwartier
voor negenen niet te Londen ben. De mailboot van New-York heb ik niet
kunnen halen en daar gij mij niet naar Liverpool woudt brengen...."
"En daar heb ik zeer goed aan gedaan, bij de vijftig duizend duivels
der heil" riep Andrew Speedy uit, "daar ik er veertig duizend dollars
bij win."
Toen ging hij op kalmer toon voort:
"Wil ik je eens wat zeggen, kapitein?...."
"Fogg."
"Kapitein Fogg, er is iets van een Yankee in u."
Na dit compliment--althans in zijn oogen--aan zijne passagier, wilde
hij gaan toen Fogg hem vroeg:
"Alzoo behoort dit schip nu aan mij?"
"Van de kiel tot den mast, voor zoover het hout is, natuurlijk."
"Laat al het hout in het binnenste van het schip afbreken en stook
met die stukken," beval hij.
Men begrijpt hoeveel hout men moest verbranden om den stoom op
voldoende drukking te houden. Dienzelfden dag gebruikte men de
kajuiten, de hutten, de slaapplaatsen en de campagne.
|