osten dien verwenschten agent met zich genomen hebben, wiens
eerste zorg was geweest hem te arresteeren, zoodra hij den voet zette
op den bodem van het Vereenigde Koninkrijk. Denkende aan zijn schuld
en aan zijn onvoorzichtigheid, doorstond de arme kerel de hevigste
kwellingen. Hij weende dat men medelijden met hem moest hebben. Hij
had zijn hoofd wel willen verbrijzelen.
Aouda en hij waren, ondanks de koude, in de vestibule gebleven. Zij
wilden geen van beiden de plaats verlaten. Zij wilden Fogg nog eenmaal
wederzien. Wat dezen betreft, hij was goed en wel geruineerd, en dat
juist op het oogenblik dat hij zijn doel zou bereiken. De arrestatie
was zijn ongeluk. Toen hij den 21sten December des morgens twintig
minuten voor twaalven te Liverpool aankwam, had hij tot kwart voor
negenen den tijd om zich in de Reform-club te vertoonen;--dus negen
uur en vijftien minuten--en hij had slechts zes uur noodig om naar
Londen te komen.
Op dat oogenblik zou ieder, die in het kantoor der douanen
doorgedrongen was, Fogg gezien hebben, op een bank gezeten even
kalm en onverstoorbaar als altijd. Onderworpen kon men niet zeggen,
maar ook die laatste slag had hem niet kunnen ontroeren, ten minste
zoo scheen het. Woedde in zijn binnenste een verborgen toorn, die
te vreeselijker was, omdat hij dien moest bedwingen, maar die op een
gegeven oogenblik met onwederstaanbare kracht zou uitbarsten? Niemand
weet het. Maar Fogg wachtte daar kalm af.... Wat? Had hij nog eenige
hoop? Geloofde hij nog aan de mogelijkheid van een goeden uitslag,
toen de deur zich achter hem gesloten had?
Hoe het ook zij, Fogg legde zorgvuldig zijn horloge op tafel en
volgde de wijzers met onafgebroken aandacht. Geen woord kwam over zijn
lippen, maar zijn blik was somber en strak. De toestand was vreeselijk
en voor hen, die in zijn hart niet lezen konden, was die toestand
deze: als eerlijk man was Phileas Fogg geruineerd en tevens was hij
gevangen gehouden als een schurk. Dacht hij nog aan redding? Meende
hij nog dat uit deze gevangenis het ontkomen mogelijk was? Peinsde
hij over eene ontvluchting? Men zou geneigd zijn het te gelooven,
want eensklaps stond hij op en onderzocht hij de kamer. Maar de deur
was goed gesloten en het venster van ijzeren staven voorzien. Hij
ging weder zitten, haalde uit zijn portefeuille zijn reisboek en
achter den regel, waarop geschreven stond:
"21 December, zaterdag, Liverpool," voegde hij "tachtigsten dag,
elf uur veertig minuten
|