n die Hindoes."
"Alzoo, mijnheer," zeide Aouda, "nog niet tevreden mij van een
vreeselijken dood gered te hebben, woudt gij mijn bestaan in Europa
nog verzekeren?"
"Ja, mevrouw," antwoordde Fogg, "maar de zaak is mij
tegengeloopen. Toch blijft er nog een klein gedeelte van mijn fortuin
over en dit wensch ik ter uwer beschikking te stellen."
"Maar gij, mijnheer Fogg, wat moet er van u worden?" vroeg Aouda.
"Ik mevrouw," antwoordde Fogg kalm, "ik heb niets meer noodig."
"Hoe denkt gij dan over het lot dat u te wachten staat?"
"Zooals ik er over moet denken," antwoordde Fogg zacht.
"In elk geval zal een man als gij niet ongelukkig worden. Uwe
vrienden...."
"Ik heb geen vrienden, mevrouw."
"Uwe bloedverwanten...."
"Ik heb geen bloedverwanten meer."
"Dan beklaag ik u, mijnheer Fogg, want verlaten te zijn is zeer
treurig. Hoe! geen enkel vriendenhart om uw gemoed uit te storten. Men
zegt toch, dat men te zamen het ongeluk lichter dragen kan."
"Men zegt het, mevrouw."
"Mijnheer Fogg," zeide toen Aouda opstaande en hare hand den gentleman
reikende, "wilt gij tegelijk eene vriendin en eene bloedverwant
hebben? Wilt gij mij tot uwe vrouw?"
Fogg stond bij die woorden eveneens op. Het was of er een ongewone
glans in zijn oogen flikkerde en of zijne lippen beefden. Aouda
zag hem aan. De oprechtheid, de flinkheid en de zachtheid van dien
schoonen blik eener edele vrouw, die alles waagt om hem te redden,
aan wien zij alles verschuldigd is, verbaasde hem eerst en ontroerde
hem daarna zeer. Hij sloot even de oogen als om te beletten dat die
blik dieper doordrong.--Toen opende hij ze weder.
"Ik bemin u, mevrouw," zeide hij eenvoudig. "Ja, waarlijk, bij alles
wat heilig op aarde is, ik bemin u, ik ben geheel de uwe."
"O!"--riep Aouda, de hand aan haar hart brengende.
Passepartout werd gescheld. Hij kwam terstond. Fogg hield de hand van
Aouda in de zijne. Passepartout begreep alles en zijn breed gelaat
schitterde als de zon in het zenith in de tropische gewesten.
Fogg vroeg hem of het niet te laat zou zijn om den eerwaarden Samuel
Wilson van de Sint-Stephaan-parochie te halen. Passepartout lachte
allervriendelijkst.
"Nooit is het te laat," zeide hij. "Het is nog pas vijf minuten
over achten."
"Het zal morgen, maandag zijn?" voegde hij er vragend bij.
"Morgen, maandag?" vroeg Fogg, Aouda aanziende.
"Morgen, maandag," antwoordde Aouda.
Passepartout liep op een draf heen.
ZES EN DERT
|