FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92  
93   94   95   96   97   98   99   100   >>  
e Pluizer, 'hij is weer aan 't uitzoeken.' Johannes zag waarheen de vinger wees. En hij zag hoe de oude dame onder het gesprek even de oogen sloot en de hand aan het hoofd bracht, en hoe het schoone, jonge meisje haar drentelen even staakte en met een lichte rilling voor zich, staarde. 'Wanneer?' vroeg Pluizer aan den Dood. 'Dat is mijn zaak,' zeide deze. 'Ik wilde Johannes ditzelfde gezelschap nog eens laten zien,' zeide Pluizer en knipoogde grijnzend. 'Kan dat?' 'Van avond?' vroeg de Dood. 'Waarom niet?' zeide Pluizer. 'Daar is uur noch tijd. Wat nu is, is altijd geweest, en wat worden zal, is er reeds.' 'Ik kan niet mede,' zeide de Dood, 'ik heb te veel werk. Doch noem den naam van dat wat wij beiden kennen, en gij zult ook zonder mij den weg vinden.' Zij gingen toen een eindweegs door de eenzame straten, waar de gasvlammen flikkerden in den nachtwind en het donkere koude water tegen de grachtwallen kabbelde. De weeke muziek klonk flauwer en flauwer en verdoofde eindelijk in de groote rust, die over de stad lag. Daar klonk op eens van omhoog, met vollen galmenden metaalklank, een luid en feestelijk lied. Plotseling viel het neer van den hoogen toren, op de slapende stad, in de droeve duistere ziel van den kleinen Johannes. Verwonderd zag hij op. De klokkenzang hield aan, met helderen, kalmen klank, die zich jubelend verhief en forsch de doodsche stilte scheurde. Vreemd schenen hem die blijde tonen, die feestzang te midden van stillen slaap en donkeren rouw. 'Dat is de klok,' zei Pluizer, 'die is altijd even vroolijk, jaar in, jaar uit. Elk uur zingt zij ditzelfde lied met gelijke kracht en opgewektheid. En des nachts klinkt het blijder dan des daags, alsof de klok juichte dat zij niet behoeft te slapen, dat zij altijd door even gelukkig kan zingen, waar duizenden onder haar weenen en lijden. Doch het vroolijkst klinkt het wanneer er iemand gestorven is.' Nogmaals verhief zich de jubelende galm. 'Eens, Johannes,' ging Pluizer voort, 'zal achter zulk een venster in een stille kamer een flauw lichtje branden. Een droevig lichtje, dat peinzend trilt en de schaduwen op den wand doet dansen. Er zal geen gerucht zijn in de kamer, dan nu en dan een zacht, onderdrukt snikken. Er zal een bed staan met witte gordijnen, met lange schaduwen in de plooien. En in dat bed zal iets liggen, wit en stil. Dat zal de kleine Johannes geweest zijn. O, dan zal op eens datzelfde lied luid en lustig in die kamer b
PREV.   NEXT  
|<   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92  
93   94   95   96   97   98   99   100   >>  



Top keywords:
Pluizer
 

Johannes

 

altijd

 
geweest
 

verhief

 

lichtje

 

klinkt

 

schaduwen

 

flauwer

 

ditzelfde


blijder

 
nachts
 

kracht

 
gelijke
 
opgewektheid
 

duizenden

 

zingen

 

weenen

 

lijden

 

vroolijkst


gelukkig

 

slapen

 

juichte

 

behoeft

 

vroolijk

 
scheurde
 

Vreemd

 

schenen

 

stilte

 

doodsche


jubelend

 

forsch

 
blijde
 

gesprek

 

wanneer

 

donkeren

 

feestzang

 

midden

 

stillen

 

gestorven


snikken
 
onderdrukt
 

gerucht

 

gordijnen

 

datzelfde

 
lustig
 

kleine

 
plooien
 
liggen
 

dansen