.'
'Dat lijkt heel mooi, maar er mankeert veel aan. Als de bijen kans zien,
bijten zij een gat onder in de bloem en maken de heele ingewikkelde
inrichting te schande. Een slimme plannenmaker, die zich door een bij
voor den gek laat houden.'
Bij het wonderbare samenstel van menschen en dieren ging het nog erger.
Van al wat Johannes schoon en kunstig toescheen, toonde hij de
onvolkomenheid en de gebreken. Het gansche heer van kwalen en ellende
dat mensch en dier treffen kan, toonde hij hem, met voorliefde het
walgelijkste en afzichtelijkste kiezend.
'Die plannenmaker, Johannes, was erg slim, maar bij alles wat hij maakte
vergat hij iets, en de menschen hebben handen vol werk, om al die
gebreken zoo goed mogelijk bij te lappen. Zie maar om je heen! een
parapluie, een bril, zelfs kleeren en huizen, het is alles menschelijk
lapwerk. Het hoort volstrekt niet bij het plan. Maar de plannenmaker
heeft niet bedacht dat menschen het koud zouden hebben en boeken zouden
lezen en duizend dingen meer zouden gaan doen, waarvoor zijn plan niet
deugde. Hij heeft zijn kinderen kleertjes gegeven, zonder te denken,
dat zij er uit zouden groeien. Nu zijn bijna alle menschen lang hun
natuurpakje ontgroeid. Nu gaan zij alles zelf doen en storen zich
volstrekt niet meer aan den plannenmaker en zijn plannen. Wat hij hun
niet gegeven heeft, nemen ze brutaal en eigenmachtig, en waar het hem
blijkbaar te doen was hen te doen sterven, ontduiken zij den dood soms
voor langen tijd, door allerlei kunstgrepen.'
'Maar het is de schuld van de menschen,' riep Johannes, 'waarom wijken
zij moedwillig af van de natuur?'
'O domme Johannes! als een kindermeid een onnoozel kind met vuur laat
spelen en het brandt zich, wie heeft dan schuld? Het kind dat geen vuur
kende, of de meid die wist dat het kind zich branden zou? En wie is
schuld, als de menschen afdwalen in ellende en onnatuur, zijzelve of de
alwijze plannenmaker, bij wien zij als onwetende kinderen zijn?'
'Maar zij zijn niet onwetend, zij wisten ...'
'Johannes! als gij een kind zegt: 'raak dat vuur niet aan! het doet
pijn' en als het kind het dan toch doet, omdat het niet weet wat pijn
is, kunt gij u dan van schuld vrij pleiten en zeggen: 'zie! het kind was
niet onwetend'? Gij toch wist, dat het uwen raad niet zou achten.
Menschen zijn dwaas en dom als kinderen. Doch glas is bros en leem is
week. En wie menschen maakt en hun dwaasheid niet rekent, is als hij die
wapenen maakt van glas en n
|