FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94  
95   96   97   98   99   100   >>  
udt me duizelig maken. Ha, jij daar, oorworm! jouw gezicht bevalt me. Ga mede en draag het licht in je scharen! Loopkever, loop! en zoek een dwaallicht of haal een fakkel van hout, dat rottend is.' De dieren kregen ontzag voor zijn gebiedende stem en gehoorzaamden. Toen daalden zij af in de wormengang. Voorop de oorworm met het lichtend hout, dan Pluizer, dan Johannes. Het was eng en duister daar beneden. Flauw zag Johannes de zandkorrels door het matte, blauwe schijnsel verlicht. Zij schenen groot als steenen, half doorschijnend, tot een gladden, vasten wand geschuurd door het lichaam van de pier. Deze laatste volgde nieuwsgierig. Johannes zag achter zich haar spitsen kop zich nu eens snel vooruit strekken, dan weer wachten tot het lange lijf nader aangetrokken was. Zij daalden zwijgend, lang en diep. Waar Johannes het pad te steil werd, steunde Pluizer hem. Er scheen geen einde te zullen komen; altijd nieuwe zandkorrels, en steeds kroop de oorworm voort, zich wendend en buigend met de kronkelingen van de gang. Eindelijk werd de weg breeder en weken de wanden vaneen. De zandkorrels werden zwart en vochtig; boven vormden ze een gewelf, waarlangs waterdroppels glinsterende strepen trokken en waardoor boomwortels zich strekten als verstijfde slangen. Daar rees plotseling voor Johannes' blik een loodrechte wand, zwart en hoog, die de geheele ruimte voor hem afsloot. De oorworm wendde zich om. 'Ziezoo! Nu is het zaak, daar-achter te komen. Dat zal de pier wel weten, die is hier te huis.' 'Kom, wijs ons den weg!' zei Pluizer. Langzaam schoof de aardworm het geringde lijf tot bij den zwarten wand en betastte dien zoekend. Johannes zag, dat het hout was. Hier en daar was het tot bruinachtige stof vervallen. Daar boorde de worm zich in, en het lange, lenige lijf gleed in drie tusschenpoozen weg. 'Nu jij!' zei Pluizer en duwde Johannes in de kleine ronde opening. Een oogenblik dacht deze te stikken in den zachten, vochtigen molm; toen voelde hij zijn hoofd vrij komen en werkte zich met moeite geheel uit de opening los. Een groote ruimte scheen hem te omgeven. De grond was hard en vochtig, de lucht dik en ondragelijk benauwd, Johannes durfde nauw ademen en wachtte in nameloozen angst. Hij hoorde Pluizer's stem, die hol klonk als in een grooten kelder. 'Hier Johannes, volg me!' Voor zich voelde hij den grond rijzen tot een berg. Aan Pluizer's hand beklom hij dien, in de diepe duisternis. Het was alsof hij op e
PREV.   NEXT  
|<   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   90   91   92   93   94  
95   96   97   98   99   100   >>  



Top keywords:

Johannes

 

Pluizer

 

oorworm

 

zandkorrels

 

achter

 

daalden

 

voelde

 

scheen

 
ruimte
 

vochtig


opening
 

zoekend

 

vervallen

 
boorde
 

bruinachtige

 
betastte
 
zwarten
 

geringde

 

geheele

 

afsloot


wendde

 

loodrechte

 
verstijfde
 

slangen

 
plotseling
 

Ziezoo

 

Langzaam

 

schoof

 
aardworm
 

hoorde


grooten

 

nameloozen

 

durfde

 

benauwd

 

ademen

 

wachtte

 

kelder

 

duisternis

 
beklom
 
rijzen

ondragelijk

 

stikken

 

zachten

 

vochtigen

 

oogenblik

 

tusschenpoozen

 

kleine

 

strekten

 

groote

 

omgeven