FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   5   6   7   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29  
30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   >>   >|  
eden jaar heeft hij reeds vele prijzen behaald en nu is er kans, niet waar, dat hij den eersten prijs van het schoonschrijven zal bekomen?" "Het schijnt, moeder." "Maar waarom blijft hij sedert eenigen tijd des avonds zoo laat weg? Ik zie hem bijna niet meer. Ach, ik had zooveel vermaak in hem te hooren! Mij legde hij alles uit wat hij had geleerd of wat de meester hem had verteld." Er klonk in de verte een sidderend gebrom als van eenen toethoorn. "De trein gaat voorbijkomen," zeide de baanwachter. "Blijf zitten, moeder, ik keer onmiddellijk tot u weder." Hij begaf zich naar de barreelen bij zijn wachthuisje, sloot ze van wederszijden der baan en liep dan op een boogschot verder, waar hij insgelijks de barreelen van eenen anderen steenweg toeschoof. Hier bleef hij staan met eene opgerolde vlag in de hand, totdat de trein, zonder stil te hebben gehouden, voorbij was gesnord en uit zijn gezicht verdween. Bij de blinde vrouw teruggekeerd, antwoordde hij op hare vraag: "Waarom ons Sanderken zoo laat uitblijft? Gij weet het wel, moeder. Mr. Vereecken, de notaris, heeft een jongsken, dat wat ouder is dan ons Sanderken; maar het kind leert moeilijk. Mr. Vereecken heeft mij verzocht, de twee jongens te zamen te laten spelen en te zamen hunne schooltaak te laten maken." "Ja, maar," bemerkte de vrouw, "indien dit voordeelig is voor het jongste kind van den notaris, zou het onzen Sander niet in zijne vorderingen kunnen schadelijk zijn?" "Toch niet, moeder. De notaris is een achtbaar en goedhartig man, en in zijn huisgezin zijn niets dan brave lieden. Onze Sander leert daar goede manieren. Daarenboven, wij zijn den notaris dankbaarheid verschuldigd. Toen gij en twee onzer kinderen ziek waart, heeft hij ons edelmoedig bijgestaan. Waart gij, eilaas, niet blind, moeder, alwat ons hier verheugt, zou u van hem spreken. De bloemen, die hier aan alle kanten ons toelachen, zijn ons door hem gegeven; het plantsoen onzer koolen en onzer salade komt uit zijnen hof; zoohaast hij denken kan, dat iets ons vermaak zou doen, geeft hij het aan Sanderken of zendt het ons.... Zie, moeder, gij moogt zeggen wat gij wilt, maar het ware ondankbaar te klagen. Nu moet ik niet, als te voren, tien uren daags verre van huis gaan arbeiden. Ik ben van den morgen tot den avond met u en met de kinderen; ik kan rusten als ik wil, en mijn pijpken rooken als het mij lust. Niets ontbreekt ons: de grond, de hemel en de menschen zijn ons mild en
PREV.   NEXT  
|<   5   6   7   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29  
30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   >>   >|  



Top keywords:
moeder
 

notaris

 

Sanderken

 

Vereecken

 

Sander

 
kinderen
 
barreelen
 

vermaak

 

behaald

 

prijzen


dankbaarheid

 
manieren
 

Daarenboven

 

verschuldigd

 

bijgestaan

 

spreken

 

verheugt

 

bloemen

 

edelmoedig

 

eilaas


jongste
 

voordeelig

 

bemerkte

 
indien
 
vorderingen
 
kunnen
 
lieden
 

huisgezin

 

schadelijk

 

achtbaar


goedhartig

 
arbeiden
 

morgen

 

rusten

 

menschen

 
ontbreekt
 

pijpken

 

rooken

 

zijnen

 
zoohaast

denken

 

salade

 

koolen

 
toelachen
 

gegeven

 

plantsoen

 

ondankbaar

 

klagen

 

zeggen

 
kanten