E LAATSTE IN
EEN WELKOMSTDICHT VERHEERLIJKT WORDT.
"Ferdinand!" zeide mijn zuster Suzanna, toen zij zich den volgenden
morgen alleen bij mij op mijn kamer bevond, waar zij mij hielp, mijn
kleedingstukken en linnengoed in de kasten te schikken: "gij weet, dat
gij mij nog rekenschap schuldig zijt wegens een gezegde, dat gij u
gistermorgen hebt laten ontvallen."
"Santje!" zeide ik, terwijl ik haar een zijden vest overreikte: "gij
weet, dat ik nog de vierschaar over u moet spannen wegens een misdrijf,
door u begaan."
"Boe! boe! denk niet, dat gij mij met uw groote woorden zult
afschrikken!--Tusschenbeide gezegd, daar zal heel wat speksteen noodig
zijn, om de vlekken uit dit vest te krijgen:--ter zake: wie heeft u
verteld, dat ik uw brieven heb laten lezen?"
"Wat knaagt dat geweten! Wie heeft u verlof gegeven, de gedenkwaardige
memorien, die ik u toezond, onder het oog van anderen te brengen?"
"Komaan! daar hebben wij een formeele _accusatie_, gelijk mijn vader zou
zeggen: alleen is zij nog, zoo ik mij niet bedrieg, wat _vaag_ en
_ongedetermineerd_: ja--ik kan ook wel stadhuiswoorden samenflansen: ik
weet zeer goed, dat men iemand niet condemneert wegens toegebrachte
slagen, tenzij men eerst wete, op wiens rug de slagen neergekomen zijn.
Vrage: aan wie heb ik uw prulschriften medegedeeld?"
"Antwoord: aan Mejuffrouw Henriette Blaek.--Schuldig bevonden! Gij
krijgt een kleur--spoedig tot de _confessie_."
"Wie heeft u dat gezegd?" vroeg Suzanna, terwijl zij uit loutere
verbazing een batisten hemd, dat zij opgevouwen had, weder open liet
rollen.
"Een _irreprochabele_ getuige, Mejuffrouw Blaek zelve."
"Gij hebt haar dan gesproken?--En hoe vindt gij haar?"
"Een zeer aardig meisje!--maar dat doet niets tot het poinct in
quaestie."
"Zeer aardig! Beken maar, dat gij op haar verliefd zijt. Gij krijgt een
kleur--spoedig tot de _confessie_.
"Verliefd! op een meisje, dat ik maar eens in mijn leven gezien heb?
Denkt gij, dat ik zoo spoedig vlam vat?"
"Als wist ik niet, dat de jonge Heeren op uw leeftijd verlieven, wanneer
zij slechts een vrouwenmuts op een bezemsteel zien."
"Altemaal praatjes om van den tekst af te dwalen. Vrage nogmaal, of gij
genegen zijt, buiten pijn en banden, de _confessie_ af te leggen, van te
hebben geperpetreerd het enorme en in een land van goede justitie
intolerabele feit, van aan gezegde Juffer Henriette Blaek en de hemel
weet aan wie nog meer te hebben gegeven communicatie van
|