pend op het terrein
verlangt men naar rust, deze zelfde eigenschap bevond ik ook bij Nadaniel
die mij liet kiezen of ik in het Hollandsche, Fransche, Duitsche of
Engelsche koffiehuis wilde plaats nemen, tot verpoozing.
Aangezien het mij hetzelfde was, koos ik het Fransche. Geliefde wederhelft
en kinderen, uw vader is erg ongelukkig geweest in de keuze, want een halve
biefstuk en een flesch bier zijn daar vol doende om een burgermensch ten
gronde te richten, eerstens door de weinige beteekenis van de porsie,
tweedens door de groote overtolligheid der betaling.
Waarschijnlijk is dit ook wel de reden, dat er een groote afwezigheid van
publiek heerscht en de bezoekers grootendeels uit "Jannen" bestaan die met
slaperigheid rondzien.
Hier ziet ge alweder uit, dat men zijn Vaderlandsch gevoel niet moet
verloochenen, want in de Hollandsche Restoraatsie is het ruim zoo goed, en
goedkoop. Evenwel ik beklaag mij zelven niet, want behalve dat ik uitrustte
hoorde ik de muziek, die buitengewoon goed is en mij, zoowel als Nadaniel
verheugde, ook door de netheid der muziekanten allen van hooge hoeden
voorzien.
De muziektempel staat in het midden van al de restoraatsie's op een open
ruimte. Om dezelve zijn stoelen, keurig mooie nieuwe stoelen, die met
ordelijkheid zijn geplaatst.
Dieverse mannen met Petten, waar 't woord "Stoelen" op staat, loopen heen
en weer om te zorgen dat er niemand op gaat zitten; en zij zijn betrouwbare
personen die hun plicht vervullen, want er zat ook niemand op--alleen op
een plekje werden zij verschalkt door een paar boeren en boerinnen, maar
die gedroegen zich fatsoenlijk want zonder ruzie of woordenwisseling
stonden zij op, vernemende dat degene die op een der stoelen gaat plaats
nemen, een dubbeltje boete betalen moet. Zij kwamen naast ons zitten en ik
hoorde den boer zeggen: "Een dubbeltje neen! dan leg ik er nog een
dubbeltje bij, dan hoor ik de muziek evengoed en heb een glaasje
"vergunning" op den koop toe."
De Duitsche restoraatsie heb ik niet bezocht, derhalve daarover geen
oordeel.
De Engelsche baar, ziet er uit als een lange toonbank met glazen en
flesschen en jongejuffrouwen, waaronder een verkleede jongeheer, daar
zullen ze mij niet mee beet hebben, ik zag dadelijk aan 't haar, dat die
jongejuffrouw een manspersoon of jongeling was--Die dames vroegen mij iets
wat ik niet verstond en daarom zei ik "Jes", want ik wou aan Nadaniel eens
laten hooren dat ik toch wel iets Engelsch kon. D
|