tinnen
soepketels hangen in de perspektief aan een mooi geschilderde en versierde
galg en aan een dito dito hangen huisschellen. Nu en dan beukt een
chocolaadkleurige man met een onverschillig gezicht daarop, terwijl anderen
met hamers op voetenbankjes slaan, waarop stukken hout en ijzer liggen, die
muziekgeluid voortbrengen. Een maleier met een zwart gezicht, verhelderd
door een grijze snor, piept op een fluitje van riet en een ander strijkt
over een soortement basviool met twee snaren, dewelke een geluid afgeven
zooals onze poes maakt als zij op 't dak zit.
Dan is er nog een trommel, waarop een Javaan nu eens hard dan weer zachtjes
slaat met de vlakke hand en somtijds een geluid verschaft evenals de hond
van Arie Bakker als hij met zijn stompjestaart op den houten vloer
kwispelt. Nog meer instrumenten zijn er die ik niet beschrijven kan. Alles
is buitengewoon met kleuren beschilderd en met goud
verheerlijkt,--prachtig! zoodat ik voor mij alleen overwegende zeggen moest
dat het nog ruim zoo mooi is om te zien dan wel om te hooren.
Ik heb een knoop in mijn zakdoek gelegd om het geluid goed te onthouden,
daardoor ben ik nu in staat om u het genoegen te verschaffen met de
kinderen te huis den Gamalang te hooren, zonder de onkosten van 25 cents
entree, als men geen pers is.
Waarde wederhelft en kinderen, luistert nu goed naar 't geen ik schrijf:
Neemt het Theeblad van de bovenkamer, zet er behalve het gewone theegoed
een stuk of wat bier- en wijnglazen op haalt uit de keuken een vertinde pan
en een talhout benevens de blikken theestoof. Vervolgens een leeg
botervaatje uit den winkel en de koperen kettingen van de weegschalen,
verder nog uit de keuken, de vijzel en de koffiemolen.
Let nu goed op. Een van u lieve kinderen! moet het theeblad zachtjes heen
en weerschudden, zoodat alles rammelt en rinkelt, nu eens hard dan weer
zacht. Laat moeder met de eene hand op den bodem van het botervaatje slaan
en met de andere, met 't talhout op de vertinde pan, dan kan zij van tijd
tot tijd de blikken theestoof met den voet omschoppen, terwijl de
loopjongen, aan de voordeur, de winkelschel zachtjes laat bellen.
Wanneer Jantje dan op zijn blikken fluitje blaast zoo: "tuut, tuut,
tuurelureluut, tuuteruteruut, tuluut! en Pietje zijn muziektol aftrekt en
daarna de koffiemolen draait, kan de meid, in den vijzel, wat beschuit
stampen en de koperen kettingen laten rammelen--tot afwisseling.
Wanneer ge nu niet te gelijk begint en
|